Het begon allemaal met een briefje waarop 17 verschillende godsdiensten en levensstijlen waren vermeld. Of we er eentje van konden aanduiden, dan zou ons kind dat volgen op school. Het vak ‘levensbeschouwing’ met andere woorden. Onze kinderen mochten kiezen van ons, uit wat kinderen in West-Europa doorgaans kiezen: godsdienst of zedenleer. En godsdienst, in het geval van Vlaanderen, zijnde katholicisme. Ze kozen voor dat laatste; en ik was daar niet eens echt tegen. In een maatschappij die doordrongen is van haar katholieke oorsprong, vind ik het raadzaam dat ze ook iets leren over die oorsprong. Ken uw bronnen, en reflecteer daarna, weetuwel? Ze mogen van mij weten waarom ze thuis zijn met Pasen, en chrysanten kopen op 2 november. Waarom er zoveel kerken en kapelletjes zijn, wat het verhaal van Job zo mooi maakt, hoe dat zat met die wijn en dat water, die vissen en dat brood. Waarom de grootouders denken zoals ze denken, waar misschien het schuldgevoel vandaan komt. En later pas al die andere mogelijkheden, die evenwaardige keuzes zijn. Godsdienst dus. En bijgevolg: communie.
Dat laatste valt al wat meer tegen. Dat hele idee van de eerste hostie en het maagdelijk zieltje valt al wat moeilijker te rijmen met mijn geest en hoe die over mens en menszijn denkt. Maar goed, de kinderen hebben mogen kiezen, dus wij moeten daarin meegaan, vind ik dan. Anders is het maar een nepkeuze. Bijgevolg gaan wij naar de communievoorbereiding en de missen die eraan vooraf gaan. Ik zing braaf mee met alle liederen die ik nog uit mijn jeugdorkestentijd ken, ik trek in het geniep mijn mond wagenwijd open om de kinderen de hostie te laten zien, en meneer pastoor toont op het eind van de eucharistieviering een powerpointpresentatie. Jawel, u leest het goed. En daarin viel op te merken, in beeld en bijhorende uitleg, dat communiekindertjes liefst niet met al te felle kleurtjes in de kerk verschijnen. Wit bijvoorbeeld, was een goede optie. En onze dochter, die er doorgaans nochtans niet mee inzit om tegen onze wil in te gaan, stond meteen paraat om te doen wat ze moest doen: zich in het wit hijsen…
Maar dat was dan weer buiten de moeder gerekend. Wit? Waarom? Van maagdelijkheid? Van puurheid? Ik laat u de argumentatie achterwege, maar laat dat toch één van de kenmerken van het katholicisme zijn die ik ietsie moeilijker verteerbaar acht. Maar goed, het kind moet nu ook weer niet opvallen (dan hadden we ze maar tot zedenleer moeten verplichten) dus ik besloot tot een pastelletje bij wijze van compromis. (niet zonder schuldgevoel en twijfeld overigens). En ging op zoek. En vond niets. Want nu moet u maar eens in google pictures de zoekterm ‘jurk communie’ intikken. Niet verschieten. U bent heus in 2014! En tik nu eens ‘lentefeest jurk’ in… Jawel, de kleuren springen u tegemoet! de naaipatronen eveneens, want lentefeestmoeders zijn blijkbaar allen retro en creatief. En blijkbaar is er behalve wit en knalrood zowat niets te vinden dat u uw dochter kunt aantrekken. En aldus besloot ik dan ook maar zelf een jurkje te naaien.
Nu is naaien niet gemakkelijk. Maar ik verkoos dat te negeren. Ik keek het wereldwijde web rond en vond dit model naar mijn goesting. Ik leerde dat je zelf patronen kan maken. Hoe dat zit met beleg. Met dat strikje op de schouder. Hoe dat moet met paspelband. En tot slot de Engelse naad.
Ondanks al die schitterende info, slaag ik er nog in het merendeel te verprutsen. Patronen blijk ik zelden op de correcte maat te tekenen, maar een paar millimeter daaromtrent. (Stik op 6 mm, las ik ergens. ZES! Ik vind het al schitterend als ik op ongeveer een rechte lijn ergens tussen 1 en 1,5 cm blijf…) Beleg en voorpand komen van hetzelfde patroon, maar zijn in praktijk beduidend verschillend van model als ik ze teken en knip. Mijn Engelse naad vertoont flappen, mijn okselgaten neepjes, mijn zoom lijkt wel van lood en dat strikje op de schouder… ah nee, dat lukt nu eigenlijk wel. Met andere woorden: ik kan dat dus eigenlijk niet, naaien. Ik ben daar veeeeeeeeeeeeels te slordig en onnauwkeurig voor. Ik snap ook niet waarom die voet waarmee je je machine aandrijft aan zo’n ongelukkig kort koordje hangt en zo licht is. Het merendeel van de tijd shot ik dat ding gewoon van onder tafel uit ipv erop te duwen, ben ik het kwijt, of blijkt het achterstevoren gekeerd. En andere keren ben ik er weer per ongeluk op aan het duwen, op momenten dat het niet mag (als ik de draad in de naald probeer te krijgen, bijvoorbeeld…). En verder ben ik bang om iets te maken dat te klein blijkt en maak ik dus alles veel te groot. Al een geluk dat ik probeerstof voor een probeerkleedje had gekocht. U mag het zowaar zien, hieronder. Maar ik geef niet op. Het patroon nauwkeuriger, het lijfje korter, de breedte smaller, de lendenband ronder en die vervloekte paspelband waar hij moet zitten, ipv zo wiebelwiebel rondomrond. En dat alles dan ook nauwkeuriger, passender, professioneler. In sommige Evident Onwaarschijnlijke Zaken moet je gewoon domweg geloven 🙂