Ik vermoed dat ik deze stukjes ooit allemaal zal herschrijven, vanuit grote ontevredenheid en zeer terechte schaamte, maar vooralsnog houd ik me aan mijn belofte en speen ik uw weekend even met een overzichtje van de mogelijkheden van schaduwtuinen.
Ik moet al onmiddellijk voorbehoud maken bij het woord ‘schaduw’, want een schaduwrijke plaats onder de bomen is heel wat anders dan de schaduw die door de gevel van een huis wordt geworpen. En een gebrek aan zon, door bijvoorbeeld een noordzijde, is ook weer niet hetzelfde als schaduw. Maar we mogen ons alweer verlekkeren in de fenomenale fratsen van de natuur: er is altijd wel iets dat graag op elk van deze plaatsen groeit.
1. De noordzijde:
Daar is één prachtige oplossing voor, en die heet Clematis Montana: verrukkelijk mooi, snel groeiend, en zo inheems als maar zijn kan. Stap dus nu op uw fiets, en ga er één kopen; de aanplant van clematis montana verspreiden is een roeping! (en dat hij soms zo sullig barbieroze kan zijn, is iets waar een deel van het jongere publiek dan weer mee gewonnen is). Heel wat viburnums verdragen ook wel de koude van een noordzijde, maar van bijvoorbeeld de inheemse viburnum opulus zijn de bessen al giftig; oppassen geblazen dus. Het is niet voor niets dat je bij veel mensen enkel hortensia’s (van de familie hydrengea) aan de noordzijde van het huis ziet, maar dat is niet inheems natuurlijk. In het algemeen lijken struiken toch beter bestand tegen een noordzijde dan bloemen. Experimenteer misschien met cornus.
2. De schaduwtuin
Schaduw door huizen en muren vraagt net iets minder standvastigheid van de bloemen dan de vaakt teisterende wind aan de noordzijde. Helleborus, longkruid, kardinaalsmuts en lievevrouwebedstro zijn bereid u te dienen op een schaduwrijk stuk, maar tal van anderen staan klaar om hen te vervangen als je daar niet van houdt.
3. De bosrand
De schaduw van een bos is een geheel andere dan die van een huis of muur. Enerzijds houdt de lucht tussen bomen de vochtigheid langer vast, anderzijds halen bomen heel wat vocht uit de grond, waardoor (bijvoorbeeld) zelfs mijn braambes het moeilijk heeft omdat hij iets te veel tussen en iets te weinig aan de rand van de bomen staat.
Bij ons thuis wordt het schaduwrijke, bossige stukje gevormd door de driehoek van esdoorn, linde en eik (en de populieren en wilgen daar achter). Het is tot nog toe het meest geslaagde stukje, onder meer omdat we in alle seizoenen bloei beginnen te hebben.

De bloei begint in de vroegste lente met de sneeuwklokjes, al vlug gevolgd door de Griekse sneeuwklokjes en de lenteklokjes. Bolgewassen kunnen het gebrek aan vocht in de ondergrond goed verdragen. Sneeuwklokjes moet je bovendien ver van het huis planten, zoals mijn tante-tuindame mij zei. Als je ze te dicht bij het huis plant, kijk je alleen vanuit het raam of ze al groeien. Als ze ver genoeg staan, dan dwingen ze je ook in de winter het huis uit te gaan en een wandelingetje in de tuin te doen.

Daarna bloeien de narcissen. Die stonden er al toen we het huis kochten. Eerst bloeien de lichtgele, later de meer donkergele. Elk jaar breiden ze weer uit (dat konden we toen van het gras nog niet zeggen…)

Daarna volgen diverse tinten van boshyacinth, ook al aanwezig in de tuin of vanzelf gekomen…

en bos-vergeet-me-nietje, waarvoor ik enigszins tegen mijn zin de uitgebloeide narcissen kortwiek, maar anders zie je het niet staan.

Dankzij het opmerkzame oog van mijn zus weet ik nu dat bovenstaande bladeren erop wijzen dat ook vingerhoedskruid vanzelf zijn weg naar mijn lievelingsplekje heeft gevonden en ik hoop dat dat heel erg zijn ding zal doen zodat er volgend jaar een heleboel staan. Van mijn mama kreeg ik daslook (het zou beter ‘da’ sloop’ heten, want het sluipt de hele tuin rond om zich aldaar te vermenigvuldigen) dat hopelijk volgend jaar rond deze tijd ook zal bloeien, en met de sneeuwklokjes is vermoedelijk ook epimedium meegekomen. Er bloeien nu in elk geval zeer etherische, zachtgele elfenbloempjes onder de bomen. Sommige soorten epimedium zijn inheems in bepaalde streken van Europa, maar of dat van deze soort het geval is weet ik niet. Uittrekken zal ik het in elk geval toch niet, want het is een bodembedekkertje en gaat hopelijk het veel te ijverige zevenblad een beetje afremmen.
Het enige probleem is nu de zomer. Daar heb ik nog geen bloei. Daarom heb ik dit voorjaar aan de uiterste rand astrantia of zeeuws knoopje bijgeplant, inheems, en met een zekere drang tot verwildering (hoera). Ook duizendblad heeft er een plaatsje gekregen en wie weet wat er nog ooit bij komt. En ja, dit is natuurlijk al veel meer ecologisch ipv half-ecologisch. Ondanks mijn bekeringsdrift kruipt het bloed dus waar het niet gaan kan 🙂
Nog meer onprofessionele informatie over de ecologische siertuin:
Deel 1: Diep nadenken
Deel 2: De binnentuin
Deel 3: Borders
Deel 5: Siergrassen
Read Full Post »