Feeds:
Berichten
Reacties

Archive for november, 2009

Ik durf niet met zekerheid beweren dat het zo geschreven wordt, maar het klonk in elk geval wel zo: ‘vasloopplekkie‘. Het is Afrikaans. Zeg niet: Zuid-Afrikaans, want ook al wordt het in Zuid-Afrika gesproken,  de taal heet toch gewoon ‘Afrikaans’. En zeg ook niet ‘dat het toch zo’n aardig taaltje is’, want dat is wat ze benoorden de Moerdijk ook wel eens over ‘ons’ Vlaams plachten te zeggen, en daar worden we dan een beetje kriebelachtig van. De Afrikaner mens, zo heb ik begrepen, wordt daar eveneens een beetje kriebelachtig van. Meer nog: boos, want de verschillen tussen grondwet en praktijk willen in Zuid-Afrika al eens treuriger uitvallen dan in ons Belgenlandje. Maar ik wil het hier niet hebben over taal, want zoals ik van mijn Zuid-Afrikaanse gespreksgenoot vernam:  ‘die tale is e morsige situatie’. Afblijven dus, en terug naar mijn ‘vasloopplekkie’: een plekje om je in vast te lopen.

Voor meneer en mevrouw onderdeappelboom is natuur een late roeping. Of eigenlijk: het was een zeer vroege roeping, maar dat beseften we niet. Het was pas toen we een appartementje in Gent gingen bewonen, dat we beseften dat we vaker de fiets namen dan naar de film gingen (min of meer), daarbij elk een eigen richting uitrijdend, om drie uur later terug thuis te komen en te ontdekken dat we nagenoeg hetzelfde parcours hadden afgelegd: Zomergem, Nevele, Hansbeke, Afsnee, Zevergem, en zelfs tot het bos van Ursel (maar dan raakte ik niet meer terug :-)). En dan ook overal de bos- en landweggetjes die zo verlaten mogelijk waren. Niet echt een stadsleven dus, maar een beetje vlucht naar ‘den buiten’.

Bij een terugblik beseften we dat onze jaren daarvoor eigenlijk van hetzelfde laken een broek waren: veel genieten van de stadsgeneugten, ja, maar dan toch telkens weer wegvluchten naar zoete waters, beernemse bossen, abdijparkjes en kruidtuinen. En als je dan een huis gaat zoeken, dan besef je al snel: het zal er eentje op het platteland moeten zijn.

We vonden wat we zochten. Dat ‘platte’ valt wel een beetje tegen (;-)), maar qua ‘land’-elijk zit het helemaal goed. We bevinden ons tussen de koeien en de schapen, kijken uit op meerdere weiden, en leven ver weg van de ergernissen van autosnelwegen en landingsbanen.  We proberen vogels en dieren blij te maken met onze tuin, beginnen eigen groenten te kweken en halen datgene wat we tekort hebben zoveel mogelijk ’s zondag op de markt, met de fiets.  En wat het mooist van al is: onze eigen kleine bengels kunnen hun hart ophalen aan het buitenleven. Geen stadspark of weekenduitstapje op betonnen paadjes door het bos voor hen, maar dagelijks de tuin in van zodra het maar even droog is en ze er zin in hebben. Kortom: elke dag een beetje vakantie in ons eigen huis.

Maar wat zijn nu de statistische cijfers van al dat geluk? Wel:

Waterverbruik: zeer zuinig, met eigen regenwater.

Warmteverbruik: geen aardgas mogelijk bij ons, maar we proberen te compenseren met de immer brandende haard en diverse energiebesparende maatregelen kunnen er in de toekomst altijd nog bijkomen.

Elektriciteitsverbruik: eigenlijk niet zo laag, met al dat brood bakken, confituur maken, enz. Daar staat tegenover dat dat voedsel dan tenminste geen transport aflegt, en dus een lagere ecologische voetafdruk heeft.

Tijdsgebruik: ahum…

Qua tijdsgebruik is ons leven op het platteland eigenlijk niet het allerbeste wat je kan bedenken.  Je kan bijvoorbeeld maar best een grote diepvries hebben of je rijdt je een ongeluk aan boodschappen. En dat verbruikt natuurlijk ook. En als je omwille van je opleiding eigenlijk enkel leuk werk in de hoofdstad vindt, dan rijd je je ook nog eens horendol van en naar het werk. Met de trein, natuurlijk, allemaal quality-time, buffer tussen werk en huishouden, gelegenheid tot eigen ontplooiing met boek of krant, enz. maaaaaar: toch 2 uur per dag kwijt aan transport èn door middel van rare uren, schoolgaande kinderen enz. ook nog eens 2 auto’s nodig :-(.  Dus in ons geval, met werk in de stad en ziel op het platteland, is een huisje op de buiten eigenlijk een domme, en lang niet zo ecologische keuze als ik had gehoopt.

Wat zou het worden met een huisje in de stad?

Statistisch:

Waterverbruik: wellicht leidingwater en dus niet positief

Warmteverbruik: misschien een rijhuis en dus warmer dan een vrijstaand huis, minder brandstof nodig, en vermoedelijk aardgas.

Elektriciteitsverbruik:  lager.

Transport: gereduceerd tot een minimum. Maximum één wagen, en wie weet zelfs cambio.

Tijdsgebruik: oneindig veel positiever, want vlakbij werk, school en hobby.

Dus, denk ik dan: als ik een ecologisch correct wezen wil zijn, zou ik beter naar de stad verhuizen. Dan lever ik wel geen concrete bijdrage door het cultiveren van tuin en grond, maar ons verbruik zou een pak lager liggen. Nu betalen we ons genot op den buiten met twee vervuilende auto’s, veel kilometers, en een zeer ingewikkelde agenda om toch zoveel mogelijk bij de kinderen te kunnen zijn. Op naar Brussel dus!

Maar moeten we dan elke avond, vakantiedag of weekend doorbrengen in een plaats waar we eigenlijk niet willen zijn omdat dat toevallig praktischer en ecologischer is op de dagen dat we wèl werken? Als we nu, na onze veel te lange verplaatsingstijd eindelijk met de kinderen thuis zijn, zijn we tenminste op een plek waar we echt graag zijn en waar niets ons nog herinnert aan het werkleven dat we daarvoor hadden.
Niet dat onze job ons geen plezier bezorgt, integendeel. Maar het universum daarbuiten is wel bijzonder uitgebreid en heel vaak aantrekkelijker. En het leven op het platteland, met alle wijze levenslessen die daar bij horen, is zeker een deel van dat universum dat we aan onze kinderen willen meegeven: thuiskomen met de was die klappert tussen de bomen, de geur van een brood in de oven, en enkele mussen die tussen de struiken voor het raam hoppen.

Wat me naar mijn Zuid-Afrikaanse gespreksgenoot terugbrengt: we hebben ons vasloopplekkie gevonden.  We zijn er langzamerhand aan het wortelen; het zal de plaats zijn waar onze kinderen hun jeugdherinneringen vandaan halen, en het is de plek waar na het werken dagelijks naar toe gespurt wordt. En nee, ons buitenleven is niet zo ecologisch als eigenlijk zou moeten. Ik hoop dat de onbespoten groentjes die binnenkort weer gezaaid zullen worden, ter compensatie mogen tellen…

Read Full Post »

Een paar maanden terug maakte ik schaamteloos gebruik van de mij sterk overstijgende kennis van ‘mijn lezers’ (als dát niet verwaand klinkt!). Ik vroeg hen advies, en werd overstelpt met deskundig commentaar, prachtige tips, en leuke ideeën. Eén en ander bleef hangen: het S-vormig pad van de groentenconfituurmeneer bijvoorbeeld.  En de bessenhaag bij de groenten, van Dieter-zonder-blog, die ik dus niet kan linken, zo zonder blog. En de oproep tot méér fruitbomen, van meneer Specht, ook al zonder blog.

Er werd veel gebabbeld met meneer onderdeappelboom, en het probeer-setje aquarelverf werd erbij gehaald. De aquarelborstel was helaas wel verdwenen, maar zo erg is dat ook weer niet, want ik kan toch niet aquarellen/aquarelleren, en met een gewoon klein verfborsteltje kon ik ook duidelijk maken wat ik bedoelde. Eén en ander resulteerde in wat vage schetsen.

Nu is het behoorlijk stom te schilderen op een enigszins vette tafel; daar krijg je vette plekken van 😦 En als je fout bent, kan je niet gommen, of er gewoon bovenop schilderen (zoals bij olieverf). Dan moet je daar als een kleuter een stukje papier bovenop plakken. Maar kom, de ideeën groeiden gaandeweg, de aangereikte voorstellen bleken fantastisch, en meneer onderdeappelboom en ik begonnen elkaars inwendige beelden van de toekomstige tuin eindelijk ook te snappen. Omdat bepaalde dingen toch nog niet helemaal duidelijk werden, scheurde ik nog wat papier uit een schetsboek en nam er een potlood bij.

Zo zou de toegang tot de moestuin er in de toekomst ooit moeten uitzien. Het paadje vertrekt van aan het terras en zal dus S-vormig zijn. Het muurtje moet er eentje zijn met stapelstenen, waar plantjes en beestjes ongestoordhun gang in kunnen gaan. Rond de appelboom (nu nog een sprietje) moet een stenen bank komen. Nu zijn mijn tekeningen geen kunst, maar een ronde bank tekenen lukt mij nog wel. Als je deze bank krom en ovaal vindt, dan is dat dus ook de bedoeling. Ik wil oude, uitgesleten stenen die simpelweg op andere stenen rusten. Dat betekent a) dat ik dat nergens zal vinden en b) dat als ik het vind, dat het dan onbetaalbaar zal blijken.

Naast de zandbak moet een klein rond terrasje komen met ouderwetse stoeltjes. Daarrond een heleboel planten (dat wordt nog een moeilijke opdracht, zo onder die bomen). De houtkant zal helaas moeten worden vervangen door een echte haag, om – laat ons zeggen – diverse redenen van isolerende aard waar we maar niet verder zullen op ingaan. De houtkant zou dan een plaats moeten krijgen achteraan, waar al dan niet een boomgaard komt. Maar een aantal struiken moeten ook een plekje krijgen vooraan, dicht bij het huis, want ons oog wil wel wat meer dan zo’n groene blokhaag.

En toen had ik helemaal geen zin meer in tekenen, en moesten enkele snelle lijnen volstaan. Achter ons huis hebben we een restmuurtje, op het westen. Dat houdt de avondzon tegen, maar ook de wind; dus daar zouden we een pergola willen plaatsen om in het voorjaar al snel buiten te kunnen zitten. Het hoogteverschil tussen terrasje en gras wou ik opvullen door gemetselde bakken met kruiden, maar nu ik dat zo getekend heb, vind ik het er toch een beetje dwaas uitzien. Dat moet dus nog eens bekeken worden.

Maar hoe het ook zij: een mens wordt wel enthousiast van plannen maken. Nu alleen nog de lotto zien te winnen. En voor mijn nieuwjaar vraag ik tijd; dat mag gerust in groothandelsverpakking zijn.

Read Full Post »

Onverteerdheid: Wanneer een koe een onverteerdheid heeft ziet ze naar haar lenden, zij gaapt, zij rolt in het gras, zij wil niet eten, haar muil is heet, de oogen zijn waterachtig. Men mag haar absoluut niets geven. Haar een liter  warme wijn doen inzwelgen, waarin men geurige kruiden laten koken heeft: tijm, kwendel, ijzerkruid, salie, enz., of wel kaneel.

 

 

Windzucht: Deze ziekte bestaat in het zwellen, veroorzaakt door zekere spijzen, groen of rauw: de Spaansche klaver, de klaver, de aardappels, enz. Het dier doen vlug voortstappen zonder daarom te doen loopen Gedurende twintig minuten werpt men op zijn lenden koud water, maar men houdt steeds de kop recht. Alle uren laat men de koe een liter koud water drinken, hard gezouten. Men mag ook een koffielepel Javel water in een liter water doen.

Uit het boekje van mijn grootvader.

 


Read Full Post »

Een goede twee jaar geleden maakte ik voor het eerst een voederplank. Ik dacht dat dat niet moeilijk kon zijn, en probeerde het op een avondje klaar te spelen. Het resultaat was onwaarschijnlijk goed: elke zijde van het zadeldak golfde volgens geheel eigen breedtegraden naar beneden en maakte van het afdakje een peperkoekenhuisje van schoonheid in de bittere winterkou. Van de ruim 30 nagels die ik erin had geklopt, waren er toch wel 8 die ook echt een functie hadden en bijvoorbeeld twee stukken hout bijeenhielden. En door al dat overschot aan kromgeklopte nagels waren er ook legio mogelijkheden om bolletjes op te hangen. Bovendien: al wie via de tuin bij ons naar binnen kwam, had een grote grijns op zijn gezicht. Dat dat wel lollig was, vogels eten geven. Dan vraag ik je: wat kan je nog méér wensen van een voederplank? Het was dan ook des te treuriger toen hij dit voorjaar de geest gaf…

Vanzelfsprekend zou ik me ook weer geheel alleen aan een tweede poging wagen, en zou mijn voederplank-editie-2 een pareltje van jewelste worden. Bij Bart vond ik het hilarisch goede idee om van een wijnkistje een voederplank te maken, maar daar zou ik me dus niet aan wagen: míjn voederplank zou groter worden. En beter. Vééél beter 🙂 Wel…

Met het dakje ging het dit keer redelijk goed. Ik gebruikte weer restjes planken (van het kippenhok), maar het waren fatsoenlijke, en ik kreeg ze goed genageld. Daarna zaagde ik m’n eerst pootje op 45 graden. Dat zag er zo uit:

PICT0001

Niet zo erg, denk je; lijkt redelijk goed. Tot je dat onder je dak zet; dan krijg je een voederplank op bambi-pootjes.

Gevolg: wanhoop, want hoe zou ik dat terug goed krijgen? Wel, wat je in zo’n geval NIET doet, dat is wanhopen. En OOK NIET: het boek ‘klussen voor vrouwen’ kopen (de IDIOTEN!, alsof een boormachine plots achterstevoren draait als een vrouw hem vasthoudt, grrr). Nee, in zo’n geval roep je meneer onderdeappelboom. Die weet dat hij je niet mag helpen. Maar wel tips mag geven. En dan zegt hij: “Je moet een vierkant met een diagonaal tekenen. En dan moet je die lijn ook doortrekken op de zijkant.” Dat is dan zoiets: (de foto is flou, maar ons toestel is gevallen en ik kan niet meer checken hoe mijn foto’s eruitzien…)

PICT0002

Omdat een zaagblad een zekere dikte heeft, maak je de aanzet vervolgens met een ijzerzaag. Daarmee kan je exact het lijntje van je potlood of balpen volgen. Eens er een goede inkeping is, ga je verder met de handzaag (de zjef-zaag, voor brabanders). En hetzelfde geldt voor de hoeken van 90 graden, want anders zien die er al gauw zo uit:

PICT0005

Laat het dus duidelijk zijn: ik kan niet zagen. (Hoezo, je bent toch een vrouw? hahahaha! Jamaar, dat is omdat ik maar 4 hersencellen heb: 1 per kookplaat. Woehahaha!). Nagels slaan kan ik gelukkig wel, maar dat zat dan ook in de opleiding (tot schoondochter, want het is mijn schoonpapa die mij daar voor het eerst mee naar toe heeft genomen…)

Desondanks: ik wist niet goed hoe ik die paaltjes met hoeken van 45 graden in dat dak moest kloppen. Daarom heb ik op elk paaltje een paar kleine latjes van onze onderparket geklopt (what’s in a name; er ligt bij ons helemaal geen vloer bovenop – maar als je geen onderparket-restjes hebt, dan kan een spelletje Jenga ook dienen…). Dat zag er langzamerhand al wat beter uit:

PICT0008

Samen met de kinderen stak ik dan een paaltje in de grond en nagelde daar een grondoppervlak op (met restjes van de grenen vloer uit ‘den bureau’.  En daarop klopten we dan het afdak. En toen werd dat een soort van voederplank:

PICT0024

En het mooiste komt nog: nu staat dat daar al een week, inclusief mezenbolletjes enzo, en nu heb ik nog maar twéé keer een zwerm vogeltjes zien komen! En dat terwijl ik mijn kroost had warm gemaakt voor het klusje met de boodschap dat er dan héééél véééééél vogeltjes zouden komen…

Slechte, slechte mama!

Read Full Post »

PICT0017

Je zou geneigd zijn om aan klimaatveranderingen te denken, als je begin november de knollen al ziet ontluiken. Niet alle bloemen komen echter uit door een toename van de temperatuur; integendeel, voor veel planten speelt het aantal uren zon een veel grotere rol dan de temperatuur. Ze komen dus uit omdat de dagen lengen, en niet zozeer omdat het warmer wordt.
Dit gezegd zijnde, zijn narcissen wèl bollen die op een toename van de temperatuur zouden reageren, en als ik me niet vergis, zijn de paar knolletjes die ik zie schieten toch wel narcissen. Toch een klimaatwijziging dan?

De laatste jaren zie ik in het najaar eigenlijk altijd al enkele bolletjes bovenkomen, en meestal deze dicht bij het huis. Maar vroeger jaren had ik zo’n dingen vermoedelijk nog niet in de gaten; dus ik kan niet vergelijken.  Maar wat de oorzaak ook moge zijn: de knol is niet kapot door dit voortijdig uitschieten, en ik zal dan ook niet moeten ‘wenen om bloemen in de knop gebroken‘. Ervaring leert namelijk dat deze narcissen gewoon stoppen met groeien naarmate de dagen donkerder en kouder worden. In het voorjaar groeien ze dan weer  verder, zij het iets minder uitbundig, en met aan de rand van de blaadjes wat bruine topjes.

Voor wie het nog niet wist: er ligt een mooi verhaal ten grondslag aan de naam ‘narcis’. Ooit zal ik het eens mooi navertellen, maar voorlopig moet je het met deze wiki-versie doen.

Read Full Post »

Boekenbestand breidt uit

PICT0022

Vrienden die uit het buitenland terugkomen; dat was voor mij eigenlijk al genoeg reden tot vreugde.  Maar alsof dat nog niet genoeg was, mocht ik ook nog meegenieten van een gul geschonken goede whisky. En alsof ook dàt nog niet voldoende was, kreeg ik ook nog een heleboel tuinboeken mee naar huis. De linguistische bedenkingen bij groente, groenten en groentes zal ik bij lectuur achterwege laten, maar een gepaste danku zal ik nog wel bedenken.

 

Read Full Post »

Oei, we zijn verkeerd!

Het stond een tijdje terug al in Eos, en ik ben het dan maar eens gaan uitpluizen op het net: De Royal Horticultural Society (RHS) onderzoekt de biologische meerwaarde van het ecologisch tuinieren. De algemene drijfveer achter het aanplanten van inheemse plantensoorten is immers de overtuiging dat deze planten meer insecten, vogels, enz. lokken, en het dierenleven dus beter ten goede komen dan uitheemse planten. De RHS durft dat nu te betwijfelen. En niet zomaar, maar op basis van eerder onderzoek, waarbij een hogere biodiversiteit werd waargenomen bij stadstuintjes mèt exotische soorten, dan bij de tuintjes met louter inheemse planten.

Tijdens een 4-jaar durend onderzoek zal de RHS 3 verschillende aanplantingen bekijken: eentje met louter inheemse planten (uit Engeland natuurlijk, wat had je van de utterly British RHS verwacht :-)), eentje gecombineerd met half-inheemse planten (uit pakweg het Noordelijk halfrond) en een laatste met exotische planten erbij (uit het Zuidelijk halfrond dus). En dan gaan ze beestjes tellen, soorten determineren, enz. Ze gaan de tuin ook onderhouden, wat vermoedelijk wel van belang is. Op die manier gaan soorten niet overheersen. Dat lijkt misschien tegennatuurlijk, maar ze  proberen de situatie van een tuin na te bootsen, niet die van een natuurdomein, en in een tuin wordt natuurlijk gewerkt, gerooid, gewied, enz.

’t Is al gebleken: ik ben geen bioloog, ecoloog, neuroloog, of -loog whatsoever (allé, een klein beetje toch maar 🙂 – – het zou trouwens al erg zijn als alleen mensen met het juiste diploma zouden mogen proberen ecologisch te tuinieren), maar ik denk dat er hier en daar nog een mankementje aan het onderzoek zit (de grootte van de percelen, de omgevingsfactoren, het ontbreken van grond- en wateronderzoek, ik zeg maar wat). Niettemin vind ik het een fantastisch onderzoek. Ik zei eerder al dat ik niets heb tegen een uitheemse plant zo nu en dan, als hij tenminste braaf is, niet van zijn plek wegloopt om andere planten te vermorzelen,  en weer wat extra voedsel voor bepaalde beestjes oplevert. Ook bij Boer Thomas las ik iets soortgelijks, en Annetanne bekende eveneens dat er hier en daar een exootje tussen de inheemse planten staat. Als het onderzoek voor een beetje open geest kan zorgen, is dat dus goed meegenomen. Helaas eindigt het project maar in 2012;  tot dan moeten we dus nog maar gewoon ecologisch verder doen. En als ik dan de resultaten van het onderzoek niet snap, dan kom ik het gewoon aan jullie vragen; in ruil krijg je een bokaaltje kweepeerconfituur 🙂

(Volledig stuk staat hier: http://www.rhs.org.uk/learning/research/projects/plants4bugs.htm)

Read Full Post »

We hadden de bedoeling om deze winter al een stal te zetten, maar zo langzamerhand beginnen we in te zien dat dat er deze winter wellicht nog niet van zal komen. In plaats daarvan hebben we dan maar de toekomstige stal op het grondplan van onze tuin getekend, en proberen we gaandeweg de stukken rónd die stal tot een volwaardige tuin in te kleden. Zoals gezegd, ’t is nog magertjes gesteld met onze ecologische rijkdom op dit ogenblik, en in onze toekomstplannen proberen we daarom zoveel mogelijk verschillende habitatjes te voorzien waar telkens weer andere dieren van kunnen genieten. Ons idee was om daarom ook eens een perk met siergrassen aan te planten. Dat moet toch aan heel wat insectenbehoeften tegemoet komen èn het is met al dat gewuif van pluimen ook nog mooi om te zien. We hadden bovendien een leuk plekje in gedachten, ergens in het midden van de tuin, en diep gelegen, waardoor je vanuit het huis nog net het wuiven van de pluimen in het zonlicht zou moeten zien; leuk toch?

Edoch en helaas: als ik siergras zeg, dan durf ik er goud om te verwedden dat je onbewust een beeld in je geest hebt opgeroepen van een groen polvormig gras met hoge, dikke witte pluimen. Je hebt dat ooit gezien in een voortuin van een modern huis met laag dak, centraal tegen een brede voordeur (mat glas?), met ervoor een ander gras dat wat lager is en bruingrijze pluimpjes heeft, en dat alles tegen de achtergrond van de hortensia Annabel. Niet?

Dat bekende gras is pampasgras. En zijn onmiddellijke vriendje heet prachtriet. Beide soorten zijn groot, bijzonder geliefd in de ietwat grotere tuinen èn zo uitheems als de pest. Net als bamboe komen de meeste soorten namelijk uit het Oosten, hoewel ook uit Zuid-Amerika (pampasgras) of Afrika (lampepoetsersgras). Bij de zoektocht naar ecologisch verantwoorde grassen kom je al snel bij, nu ja, weidegras, zeg maar. Het type wild gazon, onafgereden boordjes, stugge duinbegroeiing, kortom: mens die zijn tuin niet onderhoudt :-). En zie je jezelf al gestreepte witbol aanplanten omdat het inheems is? Ik niet.

Uiteindelijk heb ik toch een lijstje samengesteld van wat volgens mij leuke grassen voor een ecologische siertuin kunnen zijn. Ze hebben niet allemaal dezelfde variaties in hoogte als de uitheemse grassen (wat de populariteit van die soorten natuurlijk verklaart), ze behoren misschien niet allemaal tot de grassenfamilie (maar who cares?), en evenmin hebben ze allemaal dezelfde mooi herfsttooi, maar dat moet dan maar gecompenseerd worden met andere plantensoorten. Mijn lijstje met suggesties:

– Smele (bochtige of ruwe smele), waardplaats voor microvlinders

– Glanshaver (Frans raaigras), iets minder mijn favoriet

– Zegge: bestaat in zeer veel soorten, en zeer geschikt voor natte grond.

– Pijpenstrootje: een kleintje, maar een goede waardplaats voor rupsen, rietvink, bont dikkopje en nog heel wat moois

– Pitrus, bij ons als ‘biezen’ gekend

– grote of gewone veldbies, heel sierlijk, en op de rode lijst!

– bosstruisriet (eindelijk eens een hoog gras)

– knikkend parelgras

– rietgras

Om het allemaal wat meer diepte en vorm te geven, zou ik het willen combineren met Eupatorium, grote graslelie, peen en verbena. Het geheel zou er dan toch een beetje als een siergrassenperk moeten uitzien, en niet zozeer als een stuk dat we dringend eens moeten afrijden 🙂

 

Nog meer onprofessionele informatie over de ecologische siertuin:

Deel 1: Diep nadenken

Deel 2: De binnentuin

Deel 3: Borders

Deel 4:  De schaduwtuin

Read Full Post »

Broodje blubber

Ik las dit bericht en kreeg op slag zin in kweepeergelei. Dat moet je kunnen: mensen met woorden zin doen krijgen in iets waar ze eigenlijk niet van houden: gelei. Dat is namelijk zo’n blubber. En dat moet twéé keer op het vuur. En je gooit er ook zo vreselijk veel van weg; daar hou ik niet van. Maar ik begon het zo te ruiken, die aardse bosgeur van kweeperen, en dat helder rozerood begon mij te verleiden, en voor ik het wist had ik op de markt kweeperen gekocht.

’t Was een beetje een strijd, ik en die kweepeer, temeer daar ze zich nogal als rodekool gedragen en je daar dus niet zonder het nodige lawaai en messenarsenaal doorheen gesneden raakt. (“Ben je weer aan het tenissen?,” was het droge commentaar van de heer des huizes). Maar ik kreeg ze klein (de truc is er schijfjes van te snijden alsof het een mango is: aan de buitenzijde beginnen en langzaam naar het midden toe werken), en al gauw stond een pruttelende pot op het vuur: allemaal blokken kweepeer, net onder water. Ik was daarbij online het recept van Annetanne aan het volgen, maar klikte even verkeerd, en kwam op een ander recept terecht waar in drukletters stond: ‘Doe de schillen erbij want daarin zitten de meeste aroma’s’. Lap, al dat gezwoeg voor niks: schillen uit de tafelrestjesbak gevist, en bij de kweepeer de pot in gegooid.

Nadat de blokjes min of meer moes waren geworden, ging alles in twee kaasdoeken (handdoeken, eigenlijk, en dit keer zijn de vlekken er NIET uitgegaan), en heb ik het zaakje enkele uren laten uitdruppen. Volgens de regels van de kunst moet je dat een hele nacht laten druppen, maar de dag erna had ik geen tijd om er aan verder te werken, vandaar.

Het vocht gaat dan opnieuw de kookpot in. Ik had ongeveer 800 g sap en deed er 500 g suiker bij. En dan is het roeren en wachten tot het indikt. Af en toe controleerde ik even op een bordje, en na een uur leek het mij een beetje te dikken. Het was al laat, dus ik had geen geduld meer, alles ging in potjes, en de potjes werden ondersteboven gezet om luchtledig af te koelen. En toen ik de volgende dag de potjes terug rechtop zette, gebeurde dit:

PICT0018

Nu kan het feit dat ik tijdens het gelei-maken ook aan het behangen was er wel voor iets tussen zitten, maar de conclusie is in elk geval: veel te lang op het vuur gestaan. Nu, hopeloos is het niet, want het is smeerbaar. Min of meer toch. En de Engelsen zouden absolutely flabbergasted zijn van zo’n mooi jelly.

En het is lekker. Niet buitengewoon, als je het mij vraagt, maar ok. Eigenlijk denk ik spontaan aan gerechtjes met kweepeergelei in combinatie, en niet zozeer aan broodbeleg. Dadels gevuld met kweepeergelei bijvoorbeeld, of een pralineke van fondantchocolade met een vulsel van kweepeergelei; een fijn amandelgebak met op de bladerdeegbodem een laagje kweepeergelei, enz. En ondertussen amuseren we ons flink aan de ontbijttafel.

PICT0016

Read Full Post »