Ik durf niet met zekerheid beweren dat het zo geschreven wordt, maar het klonk in elk geval wel zo: ‘vasloopplekkie‘. Het is Afrikaans. Zeg niet: Zuid-Afrikaans, want ook al wordt het in Zuid-Afrika gesproken, de taal heet toch gewoon ‘Afrikaans’. En zeg ook niet ‘dat het toch zo’n aardig taaltje is’, want dat is wat ze benoorden de Moerdijk ook wel eens over ‘ons’ Vlaams plachten te zeggen, en daar worden we dan een beetje kriebelachtig van. De Afrikaner mens, zo heb ik begrepen, wordt daar eveneens een beetje kriebelachtig van. Meer nog: boos, want de verschillen tussen grondwet en praktijk willen in Zuid-Afrika al eens treuriger uitvallen dan in ons Belgenlandje. Maar ik wil het hier niet hebben over taal, want zoals ik van mijn Zuid-Afrikaanse gespreksgenoot vernam: ‘die tale is e morsige situatie’. Afblijven dus, en terug naar mijn ‘vasloopplekkie’: een plekje om je in vast te lopen.
Voor meneer en mevrouw onderdeappelboom is natuur een late roeping. Of eigenlijk: het was een zeer vroege roeping, maar dat beseften we niet. Het was pas toen we een appartementje in Gent gingen bewonen, dat we beseften dat we vaker de fiets namen dan naar de film gingen (min of meer), daarbij elk een eigen richting uitrijdend, om drie uur later terug thuis te komen en te ontdekken dat we nagenoeg hetzelfde parcours hadden afgelegd: Zomergem, Nevele, Hansbeke, Afsnee, Zevergem, en zelfs tot het bos van Ursel (maar dan raakte ik niet meer terug :-)). En dan ook overal de bos- en landweggetjes die zo verlaten mogelijk waren. Niet echt een stadsleven dus, maar een beetje vlucht naar ‘den buiten’.
Bij een terugblik beseften we dat onze jaren daarvoor eigenlijk van hetzelfde laken een broek waren: veel genieten van de stadsgeneugten, ja, maar dan toch telkens weer wegvluchten naar zoete waters, beernemse bossen, abdijparkjes en kruidtuinen. En als je dan een huis gaat zoeken, dan besef je al snel: het zal er eentje op het platteland moeten zijn.
We vonden wat we zochten. Dat ‘platte’ valt wel een beetje tegen (;-)), maar qua ‘land’-elijk zit het helemaal goed. We bevinden ons tussen de koeien en de schapen, kijken uit op meerdere weiden, en leven ver weg van de ergernissen van autosnelwegen en landingsbanen. We proberen vogels en dieren blij te maken met onze tuin, beginnen eigen groenten te kweken en halen datgene wat we tekort hebben zoveel mogelijk ’s zondag op de markt, met de fiets. En wat het mooist van al is: onze eigen kleine bengels kunnen hun hart ophalen aan het buitenleven. Geen stadspark of weekenduitstapje op betonnen paadjes door het bos voor hen, maar dagelijks de tuin in van zodra het maar even droog is en ze er zin in hebben. Kortom: elke dag een beetje vakantie in ons eigen huis.
Maar wat zijn nu de statistische cijfers van al dat geluk? Wel:
Waterverbruik: zeer zuinig, met eigen regenwater.
Warmteverbruik: geen aardgas mogelijk bij ons, maar we proberen te compenseren met de immer brandende haard en diverse energiebesparende maatregelen kunnen er in de toekomst altijd nog bijkomen.
Elektriciteitsverbruik: eigenlijk niet zo laag, met al dat brood bakken, confituur maken, enz. Daar staat tegenover dat dat voedsel dan tenminste geen transport aflegt, en dus een lagere ecologische voetafdruk heeft.
Tijdsgebruik: ahum…
Qua tijdsgebruik is ons leven op het platteland eigenlijk niet het allerbeste wat je kan bedenken. Je kan bijvoorbeeld maar best een grote diepvries hebben of je rijdt je een ongeluk aan boodschappen. En dat verbruikt natuurlijk ook. En als je omwille van je opleiding eigenlijk enkel leuk werk in de hoofdstad vindt, dan rijd je je ook nog eens horendol van en naar het werk. Met de trein, natuurlijk, allemaal quality-time, buffer tussen werk en huishouden, gelegenheid tot eigen ontplooiing met boek of krant, enz. maaaaaar: toch 2 uur per dag kwijt aan transport èn door middel van rare uren, schoolgaande kinderen enz. ook nog eens 2 auto’s nodig :-(. Dus in ons geval, met werk in de stad en ziel op het platteland, is een huisje op de buiten eigenlijk een domme, en lang niet zo ecologische keuze als ik had gehoopt.
Wat zou het worden met een huisje in de stad?
Statistisch:
Waterverbruik: wellicht leidingwater en dus niet positief
Warmteverbruik: misschien een rijhuis en dus warmer dan een vrijstaand huis, minder brandstof nodig, en vermoedelijk aardgas.
Elektriciteitsverbruik: lager.
Transport: gereduceerd tot een minimum. Maximum één wagen, en wie weet zelfs cambio.
Tijdsgebruik: oneindig veel positiever, want vlakbij werk, school en hobby.
Dus, denk ik dan: als ik een ecologisch correct wezen wil zijn, zou ik beter naar de stad verhuizen. Dan lever ik wel geen concrete bijdrage door het cultiveren van tuin en grond, maar ons verbruik zou een pak lager liggen. Nu betalen we ons genot op den buiten met twee vervuilende auto’s, veel kilometers, en een zeer ingewikkelde agenda om toch zoveel mogelijk bij de kinderen te kunnen zijn. Op naar Brussel dus!
Maar moeten we dan elke avond, vakantiedag of weekend doorbrengen in een plaats waar we eigenlijk niet willen zijn omdat dat toevallig praktischer en ecologischer is op de dagen dat we wèl werken? Als we nu, na onze veel te lange verplaatsingstijd eindelijk met de kinderen thuis zijn, zijn we tenminste op een plek waar we echt graag zijn en waar niets ons nog herinnert aan het werkleven dat we daarvoor hadden.
Niet dat onze job ons geen plezier bezorgt, integendeel. Maar het universum daarbuiten is wel bijzonder uitgebreid en heel vaak aantrekkelijker. En het leven op het platteland, met alle wijze levenslessen die daar bij horen, is zeker een deel van dat universum dat we aan onze kinderen willen meegeven: thuiskomen met de was die klappert tussen de bomen, de geur van een brood in de oven, en enkele mussen die tussen de struiken voor het raam hoppen.
Wat me naar mijn Zuid-Afrikaanse gespreksgenoot terugbrengt: we hebben ons vasloopplekkie gevonden. We zijn er langzamerhand aan het wortelen; het zal de plaats zijn waar onze kinderen hun jeugdherinneringen vandaan halen, en het is de plek waar na het werken dagelijks naar toe gespurt wordt. En nee, ons buitenleven is niet zo ecologisch als eigenlijk zou moeten. Ik hoop dat de onbespoten groentjes die binnenkort weer gezaaid zullen worden, ter compensatie mogen tellen…
Ouch. Je hebt zonet mijn gedachten en mijn leven verwoord… Blij dat ik niet de enige ben die daarmee worstelt, zo tussen de collega’s-stadsmussen die maar al te graag de voordelen van de hippe stad onder je neus wrijven en wat smalend doen over de boerkes-van-op-den-buiten die eigenlijk toch niet echt méé zijn…
Gelukkig heb ik zonet mijn keuze voor het buitenleven kunnen versterken door op diezelfde buiten een job te vinden… een kans van “once in a lifetime” dat besef ik wel. Nu hopen dat ze de naam van boerkes geen eer aan doen, die nieuwe collega’s van me 🙂
Eef, hoe een ‘ik-ben-niet-alleen’-gevoel toch altijd deugd kan doen 🙂 ’t Hangt er natuurlijk allemaal een beetje vanaf in welke sector je zit hé. Als leraar biologie zal het wellicht normaler gevonden worden dat je over je schapen begint dan als bankbediende 🙂 Maar dan nog, allemaal vooroordelen en eenzijdigheid natuurlijk. Veel succes en plezier gewenst met de job!
PS Voor alle duidelijkheid: ik heb niets tegen het hippe stadsleven, noch tegen ‘boerkes’ hé. ’t Is als je de twee wil combineren dat het soms een beetje moeilijk loopt, denk ik.
Ik krijg de indruk dat de appelboom in haar comments zachtjesaan probeert alle bevolkingsgroepen die ze eerst heeft geschoffeerd (iedereen met een diploma die niet in Brussel werkt en toch dacht dat hij een interessante job had bv (incl. mezelf), iedereen die niet op de buiten woont, iedereen die geen grote tuin heeft (ervan uitgaand dat enkel op de buiten tuinen zijn de moeite waard om kinderen in los te laten) en wellicht nog enkele (om de joden ook niet te vergeten)) weer voor zich te winnen 🙂
Ha, maar jij hébt een interessante job buiten Brussel gevonden! En zie ik in bovenstaand bericht niet ook een zeker schofferen van mijn persoon? 😉 Dat zal je moeten goedmaken in de comments hoor! 🙂
langzaam, zei hij, later in de schaduw
van de bomen op het terras, ga ik begrijpen
dat dit mijn huis is, mijn tuin, voorgoed.
(uit ‘een middag op het land’, Rutger Kopland)
Wortel kunnen schieten op onze zelf uitgekozen plek. Wat een bevoorrechte mensen zijn we toch.
(en ja hoor, ook wij pleegden fietstochten vanuit ons citéhuizeken in gent tot ver in het omgevende platteland… maar wij deden het wel samen ;-p )
Ja, Kopland, mooi hé.
En samen fietsen is ook heel mooi, maar dan ben ik altijd beschaamd omdat ik niet zo snel kan 🙂
nou dit is zo herkenbaar, nu woon ik 15 minuten fietsen van het werk, in de toekomst… durf het niet uit te drukken met de fiets, een dik uur (1.5u) met openbaar vervoer. Tegen collega’s zeg ik och t’is maar een uur met de bus (jaja als ik op de bus zit die maar 1 keer per uur rijd en 3 keer op een avond.) t’is 30 minuten met de auto.
mijn argument is dat ik liever een uur onderweg ben, dan een kwartier fietsen en een uur ergeren thuis, op een plek waar ik niet buiten kan.. tenzij parken enzo, maar zo zonder hond gebeurt dat ook al niet meer.
Tweede argument is dat ik ook eens graag in mijn pijama, haren ongekamd buiten kom zonder iemand te zien, wat in een grootstad zelfs s nachts niet kan.
Mijn schoonmoeder placht te zeggen die eenzaamheid! Nou ik zie elke dag mensen op ’t werk, kom elke dag naar de stad… zucht was het al maar zover.
Lotte: nog héél even, en je kunt er ook van genieten 😉 En het overvalt ons nog dikwijls: zou het nu niet verstandiger geweest zijn om dichter bij stad en werk te wonen? Tot ik weer eens rond 18u30 op het perron van Brussel Centraal op de trein sta te wachten, en dan een heleboel mensen daar zie uitstappen; die thuiskomen in de grootstad. Dan heb ik alleen maar héél véél medelijden met hen.
En eenzaamheid? Dat laten de buren op het platteland niet toe hoor!
’s avonds thuiskomen in je vasloopplekkie, na een “vlotte” verplaatsing met het openbaar vervoer vanuit de grootstad, waar je de dag gevuld hebt met je boeiende job … en twee auto’s nodig hebben om je op den boerenbuiten vlot te kunnen time-managen … 🙂 hoe levens parallel lopen …
De bidoiverse: altijd een apart (leuk) gevoel als mensen op ‘oude’ stukjes reageren. En ja, die parallelle levens… je zult er hier nog veel ontdekken tussen de collega-bloggers… een punt waarover wij ons kunnen blijven verbazen…
Sommigen drijven het zelfs zo ver dat ze hun kinderen dezelfde namen beginnen geven! kunt peizen!
Niet te geloven!!