Het blijkt nog maar eens dat een blog de realiteit niet weerspiegelt. Was dat wel het geval, dan zou hier namelijk al veel meer over het weer zijn geleuterd. Het weder, om het wat mooier te zeggen, met zijn onversaagbare tempeesten, zijn gesels van wind en striemen van schier eindeloze nattigheid. Níet over het weder met zijn bijtende koude en zijn diepgaande vries, want deze winter vindt blijkbaar dat hij ons vorig jaar al genoeg van die plezierige koude heeft geschonken en we het nu dus maar eens met een ver buiten zijn maand-einden uitdijende november moeten doen. Eén avond herinner ik me, begin deze week, dat het een hele dag droog is geweest en de lucht zo rond 8u ’s avonds eindelijk zo vrij van vocht leek te zijn dat we wel tot middernacht buiten hadden kunnen blijven om die plotse zeeën van zuurstof in te ademen. Allemaal inbeelding natuurlijk, maar met dat pak van regen weg leek de lucht plots onnoemelijk vrij en open te zijn.
Gelukkig zijn de beestjes er nog; die dwingen ons dagelijks buiten te gaan en te ontdekken dat het ook in regenweer deugddoend is om eens van bij de stoof weg te gaan. Omdat de hele regio hier ondertussen zompt alsof het een moeras was en we de schaapjes niet meer droog konden voederen, timmerde meneer onderdeappelboom een voederbak in elkaar. (Ik laat het schrijnwerk ondertussen wijselijk aan hem over). Dat scheen hen wel te bevallen.
(Toch een talent apart, denk ik, om een foto bij donker stormweer toch overbelicht te krijgen 🙂 )
De eendjes stellen het ook prima, en dat is niet moeilijk, want hun vijver is met een derde toegenomen, ondanks het feit dat één van onze bronnetjes de weg naar de drainagebuis niet meer vindt en ondertussen 10 meter vóór de vijver lustig uit ons gras opwelt.

Het water komt normaal tot even vóór die stok tussen die 2 biezen. (En 2 jaar geleden nog tot een meter daarvoor). Links op de foto zie je wat bamboestokjes. Daar zijn in het najaar allerlei ‘modderplanten’ gezet: planten die met hun voeten graag nat staan, maar voor de rest niet al te graag in het water zitten. Sja, die hebben hun zaakjes helaas niet meer op het droge…
De eendjes zelf doorstaan de kou alsof het niets was, slapen nog steeds op het water, en krijgen ook regelmatig gezelschap van een koppel wilde eenden. Hopelijk weer eendenkuikens volgend jaar (maar dan wel met een beter einde…)

Links zie je nog wat witte dovenetel bloeien, en rechts onderaan een ondergronds gangenstelsel dat door de eetlust van de beestjes is blootgelegd.
Verder moet je ook altijd een keer naar boven kijken, want er zijn méér vogels om je heen dan je wel zou denken.

Ik zou gedacht hebben dat ze net als de koeien met hun achterste naar de wind gingen staan/zitten, maar het blijkt net andersom: ze blikken in het oog van de storm.
En nu we toch over vogels bezig zijn, kijk eens wie we daar hebben:

En het zijn ondertussen echt wel hele zwermen koolmeesjes, die zigzaggend uit de lucht komen vallen en tot nog toe door merels en mussen met rust gelaten worden. De zonnebloemen zijn populairder dan de mezenbolletjes. En verder passeerden ook al een winterkoninkje (‘een okkernoot met een pluimpje erop’, leerde ik hem ooit te herkennen) en ‘een ijsvogel’, zei meneer onderdeappelboom. Dat zou wel mooi zijn, natuurlijk. Meneer onderdeappelboom weet wel hoe die eruitzien, maar het ging blijkbaar zeer snel. ‘Het zal wel de specht zijn geweest’, dacht de papa van mevrouw onderdeappelboom. Maar het was een vogel met een mooi gekleurde (geel? oranje? lichtgroen?) borst, daar waren ze het er over eens. En zeldzaam, uiteraard zeer zeldzaam.
Read Full Post »