Feeds:
Berichten
Reacties

Archive for maart, 2010

’t Is bar en slecht, tikte de specht.

Maar dat is niet erg, want met al die regen in het vooruitzicht heb ik eindelijk eens tijd om te schrijven wat we deden toen het nog mooi weer was. Naast de plaatsing van een ligustrumhaag ook nog de aanleg van een bessentuin bijvoorbeeld.

Het zit zo: onze tuin gaat geleidelijk bergaf, met op een gegeven moment een knik waarna de grond nog méér bergaf gaat richting vijver. Wat achter die knik zit, kunnen we vanuit het huis eigenlijk niet zien (de vijver zien we dus ook niet vanuit het huis; wat enigszins jammer is, maar anderzijds ook altijd een leuke verrassing als je op wandel bent door de tuin). Die aflopende grond tussen knik en vijver is ook zeer moeilijk te maaien. Als je van boven komt stuik je met grasmachine en al bijna naar beneden, en terug de berg op zwoeg je je een ongeluk. Dwars op de helling lopen is evenmin een oplossing, want dan val je gewoon omver richting diepste punt. Dus: we wilden daar iets planten zodat we geen gras meer moeten afrijden.

Het eerste plan was: een volledig grassenveld. Maar zo’n schuine oppervlakten zijn bedrieglijk. Grof gerekend kwamen we al gauw op een dikke 20 m² uit.  En dat zag ik mij nog niet zo snel onderhouden. En ook: best wel een beetje prijzig, zo’n 20 m² planten. Die je dan nog niet eens vanuit het huis kan zien. Plan afgevoerd dus.

Plan B: al onze bessenstruiken naar daar. Het gevaar van natheid dreigt, maar anderzijds ligt de helling wel mooi op het zuiden.  Ook: door de aanwezigheid van bomen kan je wel een beetje spelen met licht, schaduw en vochtigheid. Zo gezegd zo gedaan: de bramen kwamen in het diepste schaduwpunt, de kiwibes in volle zon en de rest er tussenin. De rest en het totaal zijnde:

– 1 kiwibes

– 4 herfstframbozen (rode en gele)

– 4 zomerframbozen (rode en gele)

– 2 doornloze bramen

– 1 echte braambes

– 1 zwarte trosbes (ook wel jeneverbes, aalbes, cassis (hoewel dat eigenlijk meer de bosbes is) enz.)

– 2 rode trosbessen

– 1 witte/roze trosbes

– 2 josta’s (kruising tussen stekelbes en zwarte bes)

– 2 stekelbessen (of kruisbessen, ook wel ‘knoeselen’ genoemd in Vlaams-Brabant, wat in West-Vlaanderen dan weer enkels zijn, hoewel niemand een stekelbes een enkel gaat noemen, maar wel een stekebeier, of misschien zelfs nog iets anders om het nog duidelijker te maken…)

Halverwege de aanplant begon dat er dan zo uit te zien (en vanzelfsprekend zullen mooiere foto’s volgen als de planten er meer levend beginnen uitzien):

De bedoeling is om rondom de struiken nog meer gras weg te doen en tussen de struiken door een soort van graspaadjes te laten liggen (voor zover als mogelijk). En rondomrond komt een boordje van hoge grassen en bloemen (ondertussen dus ook al aanwezig; maar nog niet op de foto).

Gevolg: vanuit het huis zie je enkel wuivende bloemen en grassen, en daarachter is een verdwaalparadijs van bessen waar de kinderen ongezien in kunnen verdwijnen. En ’t is nog veilig ook, want alle eetbare bessen staan nu samen op één plaats en de bessen ‘voor de vogeltjes’ staan elders. Zo, wij zijn content 🙂

Read Full Post »

Eitjes rapen

Dat gaan we volgende week doen. In een natuurdomeintje in Vlaams-Brabant (maar liever nog in een nabijgelegen parkje, want het natuurdomeintje was zozeer natuur dat menig kind niet alleen z’n eerste zomerbroekje, maar ook z’n been aan de bramen en ander doorngespuis heeft opengehaald)  en de dag daarna ook nog eens bij oma en opa. Dat zijn dan de eitjes van de paashaas, of van de klokken. Ik zou eens moeten opzoeken hoe dat zit en of de klokken nu de paashazen hebben uitgestrooid die op hun beurt dan eitjes rondbrengen of omgekeerd.

Maar dat waren eigenlijk niet de eitjes waarover ik het wil hebben.

Bovenstaande eieren zijn van de eenden. Of beter: waren. Want na een al zeer aarzelende start waarbij de mama van mevrouw onderdeappelboom onmiddellijk met kennis ter zake oordeelde dat het ‘zwalp-eieren’ zouden zijn, heeft ze ze nu helemaal in de steek gelaten. ’t Was nochtans mooi om waar te nemen, hoe hun hele doen en laten veranderde, meneer eend plots met allerlei bescherm-het-vrouwtje-technieken op de proppen kan en mevrouw eend alleen nog rond en dromerig in het rond hotste. Maar het instinct was blijkbaar toch niet sterk genoeg. Elf eitjes zijn nu verlaten.

En toch waren het eigenlijk niet die eitjes waarover ik het wou hebben.

Dit zijn twee kruiwagens vol aardb-eitjes. Of toch de plantjes ervan. Buurmeisje had ze vorig jaar laten verwilderen, en ik mocht in de overdaad gaan uitspitten wat ik nodig had. Samen met de kinderen heb ik eigenlijk veel te veel meegenomen, waardoor zelfs mijn 5m² al vol aardbeienplanten stond en ik nog  6 potten kon vullen. Maar dat was niet erg, want je zag nauwelijks dat ik iets had weggehaald. En bovendien nam ik de potten aardbeien in de namiddag mee naar ecoflora om uit te delen aan eventuele andere aanwezige bloggers. Maar die waren niet te zien. Of beter, niet te herkennen; want dat heb je wel met anoniem bloggen natuurlijk…

En ook het buurmeisje werd bedankt, want ik liet plant-uitjes in ruil bij haar achter. En komende maand gaan we de draad op de scheiding tussen haar en onze tuin met reukerwten laten begroeien. Iedereen tevreden.

Maar ook dat waren niet de (aardb)eitjes waarover ik het wou hebben.

Eigenlijk wou ik het zelfs helemaal niet over eitjes hebben. Maar over kikkers. Ik zag namelijk heel mooie kikkers op het net. En ook wel padden. En ik wou dus wel eens wat kikkers gaan spotten deze avond. Maar nog voor ik dat kon doen, kwam meneer onderdeappelboom met de boodschap dat er zéker 100 kg kikkerdril in onze vijver ligt. En dat leek zo op het eerste zicht niet eens helemaal overdreven.

Zelfs dieper op de bodem zie je overal kikkerdril als je goed kijkt.

Dus in plaats van over hun kikkers, moet ik het over hun eitjes hebben. De dril dus. En daar weet ik eigenlijk bijzonder weinig over te vertellen. Behalve dat het er vééél zijn. En drillerig. Hééél drillerig.

Read Full Post »

’t Was dus zonnig weer donderdag. Speciaal voor die eerste lentezon zou iedereen een treurwilg moeten staan hebben, want er is geen andere boom die zo vroeg uitloopt en waarin de zon zo mooi haar klatergoud laat spelen.

En hoewel de sneeuwklokjes nog maar net uitgebloeid zijn, staan de tulpen al te pronken.

En na die 2 vroege foto’s was het tijd om aan de slag te gaan: de haag aanplanten.

Aan de scheiding met de buren hadden we een gemengde haag aangeplant: cornus, hazelaars, hondsroos, meidoorn, enz. Vanalles wat dus. En ver genoeg uit elkaar om groot te kunnen worden.

Maar dat voordeel bleek al snel een nadeel. De gemengde haag zou in de eerste jaren nog niet direct een echte haag worden, en de nood aan een dichtere begroeiing drong zich op.  Na enig beraad, en mede dankzij de commentaren op deze blog, kozen we voor de inheemse liguster. Hij is iets meer bladverliezend dan de alom gebruikte, japanse variant, maar je krijgt in ruil een (in mijn ogen) mooier blad, met een diepere kleur, en bloemen en bessen waar de beestjes rondom méér aan hebben.

Het aanplanten zelf kan je perfect op een lijn doen (touwtje spannen), maar ik vond dat het niet op een paar centimeter steekt, en heb het dus gewoon op het zicht in de lijn gezet. Eén grote, langgerekte put maken en daar dan je plantgoed inzetten is niet handig. Je spit niet alleen meer grond open dan noodzakelijk, maar de wortels van elk haagplantje zijn ook verschillend. Je past je putje dus beter elke keer aan aan de vorm van de wortels; geen enkele plant houdt ervan als zijn wortels in een verkeerde plaats gedwongen worden.

Het gat vul je op met losse aarde. In ons geval moesten de dikste, meest leemachtige kluiten met de handen rul gewreven worden. Wie op zandgrond woont zou teelaarde kunnen toevoegen, maar het is natuurlijk altijd beter om gewoon wat bosgrond uit de buurt te gaan zoeken. Dat is minder ‘geforceerde’ grond, en dus beter voor je planten. In ons geval was de grond al mooi los door het jaarlijks laten liggen van bladeren en grasmaaisel. Dit ‘afval’ wordt afgebroken, en de rijkdom van de afbraak wordt aan je grond teruggegeven. Ik heb met grote ogen staan kijken hoe mooi donker en los de grond geworden was sinds de aanplant van de gemengde haag 2 jaar geleden. Het aantal wormen, pieren, larven, enz. was bij momenten zelfs weerzinwekkend. Maar wel een bewijs van hoezeer de natuurlijke grondafbraak leeft natuurlijk.

Nadat er voldoende losse grond tussen de wortels zit, kan je de oppervlakte aarde er terug op doen en lichtjes aandrukken. Klaar.

Treurige foto, ik weet het. Maar er staan nu eenmaal nog niet veel blaadjes aan.

Aan het begin en einde van de ligustrumhaag zijn een aantal planten van de gemengde haag teruggezet, en de beuk is er blijven tussenstaan. De rest van de planten is verpreid in de tuin terechtgekomen, als beschutting voor ons, voor de groenten, voor de eenden en de schapen. Ik kijk met name uit naar de meidoorn die nu in het eendenpark helemaal zijn eigen ding zal mogen doen en niet meer gesnoeid zal moeten worden. En ik hoop ook dat de takken zonder blaadjes die ik voor hondsroos heb aanzien, effectief hondsroos blijken te zijn. Een beuk nabij een bloemenpark zou er namelijk maar onnozel uitzien. Wordt vervolgd.

Het enige nadeel aan de huidige haag is dat de haagstruikjes veel smaller zijn dan wat er eerder stond. Gevolg: veel blote grond. ik denk dat ik daar dus best nog iets zou planten. En ik overweeg dat bij ecoflora te gaan zoeken. Dit weekend bijvoorbeeld. Maar ik vraag mij af: zullen daar nu nog andere bloggers zijn ook? En zo ja, wanneer?

Read Full Post »

“Vandaag werd, na een uitgebreide voorbereiding één van Vlaanderens mooiste ritten gereden, dwars door Vlaanderens Tuin. En dat was al bij al een geslaagde rit, is het niet,  Karl?”

“Wel ja, inderdaad Martine, een geslaagd parcours voor alle deelnemers, met mooi weer, enkele interessante etappes, maar zeker ook grote tevredenheid bij de deelnemers. En ik heb hier net de winnaar bij me, dus ik vraag het haar gewoon zelf: Onderdeappelboom, ben je tevreden?”

“Ja, ik denk dat niemand ontevreden kan zijn na zo’n rit. ’t Was een goed voorbereide wedstrijd, geen al te lang parcours, en toch hier en daar een uitdaging.”

“En de zon…”

“Ja, zeker ook de zon. Niet dat we het in de regen niet hadden gekund, maar het helpt natuurlijk. Van die 50% kans op buien heb ik in elk geval niets gezien.”

“Je werd voor het begin van de wedstrijd genoemd als één van de favorieten. Wat doet dat met een mens?”

“Gho, ja, favorieten, da’s iets voor de supporters en de pers, hé,die houden zich daarmee bezig. Wat voor mij van tel is: goede benen. En in ’t kopke, daar moet het ook goed zitten. En toen ik vanmorgen begon en bij de ploeg van de buren zag hoe ze daar met 3 man aan de start stonden, ja, dat weegt dan natuurlijk wel.”

“Die konden direct een treintje inzetten”.

“Inderdaad. Bon, ik zat dan wel in de luwte van hun treintje, waardoor ik mij aan een kleine demarrage kon wagen, maar kom, ’t was toch doorzetten geblazen.”

“En dan halverwege die verlening van het parcours”.

“Dat viel tegen ja. Een schoon bochtje, alles klaar gezet, en dan bleek de bocht te smal en moest die met de hand nog groter worden gemaakt. Gelukkig kreeg ik op dat moment veel steun van de ploegleiding, en heb ik doorgezet. Maar ‘k wist het eigenlijk al toen ik wakker werd: goei benen;  ’t kon niet mislukken eigenlijk.”

“Je mag nu een jaar met de Slijktrui rondlopen. Een opsteker?”

“Zeker, zeker. ’t Is natuurlijk te hopen dat dat ecologisch wasproduct niet al te goed werkt, want anders is het slijk er snel af natuurlijk. Maar verder, zo’n hele zomer aan de start kunnen verschijnen met een slijktrui, ja, daar doen we het voor hé. En het imponeert de andere kandidaten natuurlijk.”

“En wat staat er nu nog op het programma. Een glaasje champagne met de ploeg?”

“Een glaasje minervois om precies te zijn. En een goed bad natuurlijk. Morgen moeten we de dag weer bij de sponsor doorbrengen, en dan moeten we goed voor de dag komen natuurlijk.”

“Misschien nog een laatste vraag: jij doet het zonder oortjes?”

“Zeker. Je moet niet op strategie werken in Vlaanderens Tuin. Luisteren naar de specht was plezant genoeg.”

“Wel, je hoort het Martine, een tevreden winnaar vandaag. We hopen binnenkort de finishfoto’s in ons bezit te hebben, en dan gaan we in ons laatavondprogramma voor een uitgebreidere verslaggeving zorgen. Over naar de Studio.”

Read Full Post »

Enige tijd terug plaatste ik een lijstje online, en het wordt stilaan tijd om dat in praktijk te gaan brengen.  Planten op blote wortel plant je namelijk best vóór 15 april, en met het vooruitzicht van een komend regenweekend, en een daaropvolgend even druk bezet paasweekend, heb ik donderdag dan maar een dag verlof gepland om mijn hele resem planten de grond in te kunnen steken. (Zoals anderen ook al schreven: ’t is niet eenvoudig om werkleven en hobbies te combineren) Daarmee gaan dit jaar al 3 dagen verlof op aan tuinwerk, waarvan één goedgekozen in stralend lenteweer, maar ook de andere toch ruimschoots bevrediging brengend want een verlofdag met de handen in de aarde is natuurlijk nooit een echt verloren verlofdag.

Wat staat op mijn programma:

– het uitspitten van 4 bessenstruiken en 6 haagplanten uit de gemengde haag

– het elders herplanten van die 4 bessenstruiken en het aanplanten van 16 andere bessenstruiken

– het elders herplanten van die 6 haagplanten en het aanplanten van 5 andere heesters

– het aanplanten van een bordertje met 7 sierbloemen

– het aanplanten van een grassenstrook met 35 stuks grassen en aanverwante bloemen

– het planten van 50 haagplantjes

Dat alles zou ik willen gedaan hebben tussen 9u ’s morgens en 16u ’s avonds, inclusief naar het tuincentrum rijden, inladen, betalen en terugrijden, inclusief mezelf ’s avonds terug enigszins presentabel maken om de kindjes te gaan ophalen op school en liefst ook inclusief een middagmaal en ergens nog een hap tussendoor . Haalbaar? Dat denk ik wel hé? Het klinkt meer dan het is, volgens mij. En eigenlijk hoop ik zelfs tijd over te hebben om de groentetuin helemaal af te werken. En om de zomerbollen te planten.  Maar da’s misschien te hoog gegrepen.

Hoe dan ook, de plannen liggen klaar, en de goede verstaander ziet al een beetje waar we naar toe gaan:

Read Full Post »

Het leek nogal tegen te vallen zondag: een doorzopen tuin na een nachtelijk bachanaal van regen, wind, bliksem en storm scheen niet bepaald de ideale omstandigheden te herbergen voor een dagje moestuinwerk. Maar voor de hedendaagse maatschappijmens is het een kwestie van kiezen of delen: je werkt op zondag in de tuin, ongeacht het weer, of je hebt beter geen tuin.

Maar kijk, wat die maatschappelijke dwang mij nu toch weeral heeft bijgeleerd: planten en zaaien bij regenweer is zowaar een aanrader. De grond is immers vochtig en compact, waardoor je – bijvoorbeeld – plant-uien meteen goed op hun plaats krijgt, zonder onderstebovenrollen of in de verkeerde rij sukkelen. Ook lichte zaadjes zoals wortels en radijzen waaien tenminste niet samen met de droge opervlakteaarde van hun plaats, maar blijven netjes ter plaatse liggen waarna je met een lichte tik van de schoffel er de juiste hoeveelheid rulle aarde terug boven kan mikken.

Ook verrassend: ondanks het onheilsweer was de grond nu ook weer niet zoooo geweldig nat: tien centimeter onder het oppervlak van slijk zat korrelige en goed bewerkbare aarde verstopt. Oké, van regenwater verzadigde graszoden proberen verslepen was een beetje dom van mij, maar we raken gaandeweg toch in de buurt van een afgewerkte moestuin.

Wat ik jullie ook nog wil meegeven:  een groentebed van maximum 1m20 breed en paadjes van 70 cm ertussen is een abolute aanrader. Je kunt perfect overal aan en stampt nooit in je pas gezaaide groenten van een ander perk. Bij mijn vorige moestuinversie waren de zogenaamde rechte zaailijnen ook nog een redelijk artistieke bedoeling met behoorlijk wat dichterlijke vrijheid. Maar in bakken van 1m20 breed kan je perfect evenwijdig blijven met je randen en weet je achteraf tenminste nog waar je hebt gezaaid. Alleen het bijhouden van welke groente waar staat is nog niet zo makkelijk. Ik heb nu plankjes gebruikt die ik op het einde van elk rijtje zet, maar misschien zou ik ze zowel voor als achter het rijtje moeten zetten. Hoe doen julie dat eigenlijk?

Toen ging ik ook nog de palen voor de omheining van de moestuin plaatsen. Simpel werkje: touwtje spannen, gaatjes maken met de grondboor; paaltjes erin zetten, hamertje tik, en klaar is kees. Maar kees was helemaal niet klaar. Want dat touwtje en die gaten, dat ging nu nog wel. Maar die paaltjes… Die had ik wel mooi waterpas gezet enzo, maar toen ze een klop van de hamer moesten krijgen, zag ik ze na 5 manhaftige slagen nog geen centimeter dieper de grond in zakken. Watje, ikke! Nu bleek ik achteraf ook wel niet de juiste hamer te hebben gebruikt, maar niettemin heb ik een veel te geslaagde imitatie gegeven van onze eigen kinderen, waarbij een kwade ‘neen ikke doet dat zelf!’ na enkele minuten ook maar al te vaak gevolgd wordt door een ‘gij moet dat doen; ikke kan dat niet’.

Dan ben ik maar naar de doehetzelf getrokken om niet te hoeven zien met hoeveel gemak  meneer onderdeappelboom de paaltjes vervolgens zou vastkloppen. In al mijn frustratie was ik dan nog vergeten op te schrijven hoe hoog de draad moest zijn, waarop ik een sms krijg van meneer onderdeappelboom: ‘Draad is 82 cm; breng je de juiste klemmen mee? En ook nog 8 extra paaltjes om schuin te zetten. Ja, het zijn er 8’.

Allé, alsof ik daar ooit over zou durven discussiëren…

Read Full Post »

Na de afbraak de heropbouw: we beginnen de vernieuwde moestuin aan te leggen.

De bedoeling was dat Tuinman Tom (een aanrader voor wie een tuinaannemer met een hart voor de natuurlijke tuin zoekt) mijn perkjes zou komen frezen, maar omwille van de drainagewerken (jeweetwel) was de grond veel te nat om te kunnen frezen, en werd er dus geploegd. Twee uur later was dit het resultaat:

Door de van nature al zware grond, gecombineerd met een stevige grasmat en het vocht van de ondergrond, resulteerde het ploegen vooral in dikke plakken gras met aarde.  Zwaar werk om het allemaal goed te krijgen, maar natuurlijk niets in vergelijking met als ik het zelf had moeten spitten. Om een perkje helemaal goed te krijgen heb ik 2 uur nodig. De graszoden moeten handmatig nog losgescheurd worden en de aarde eraf geklopt. Het gras gaat dan naar de schapen, de aarde moet losgeharkt worden, en het hout moet min of meer recht de grond worden ingeklopt. Negen perkjes in totaal… Ik wou dat ik niet wist hoeveel 9×2 is… Maar kom, na een goed gekozen verlofdag in de stralende lentezon, ziet het er al zo uit:

Het komt dus allemaal in orde. Nu maar hopen dat het gras in de schapenweide ook terug begint te groeien, want daar liggen momenteel wel erg veel bladeren. Maar ondertussen kunnen we genieten van de krokussen.

Het is lente, dames en heren.

Read Full Post »

Sneller dan z’n schaduw, zegt meneer onderdeappelboom.

’t Is te zeggen:  boven de grond zou ik het niet weten, maar ónder de grond groeit een wilg aan een gemiddelde van 2 meter per jaar. Kijk, het zat zo:

Twee jaar geleden gooiden we heel ons gazon open, en zochten van alle oude putten (2), van alle nieuwe regenputten (2), van de salamanderput (1), van de putten van de buren (2) en van de opgemetste natuurlijke bronnen (2) de herkomst, overloop en staat van verbinding. Dat deden we goed, want toen onze drainageman een stuk kluwen uit één van de gemetste putten trok, spoog die plots een halve tsunami omhoog, waarop het buurmeisje riep: ‘Hé, er staat plots geen 2 meter water meer in mijn kelder!”. Onze ondergrondse waterlopen waren dus in kaart gebracht, en onze vijver groeide aan.

Tot we deze winter een groeiende plas water in ons gazon ontdekten. Ter hoogte van één van de buizen.  Een drainagelek, concludeerden we al snel, wellicht ten gevolge van het verschuiven van de grond waardoor buizen soms niet meer zo goed op elkaar aansluiten.  We belden drainagespecialisten Martens, en lieten hen graven. En toen vonden ze dit:

Nu weet ik niet of je op de hoogte bent van hoe een drainagebuis er normáál uitziet, maar dat is dus een witte buis met kokosdraad errónd. NIET erín. Maar in ons geval was er 40 meter drainagebuis die vol zat met een combinatie van kokosvezel en wilgenwortel.

Zoals je ziet: nog niet eens zo’n hele fijne worteltjes ook. En lánge:

We hebben dus in totaal zo’n 20 meter wilgenwortel uit die buizen gehaald, verspreid over diverse stukken die er in nog geen 2 jaar tijd zijn ingegroeid. Oké, wilgen zoeken water, maar om dat dan in een drainagebuis te gaan zoeken. Zelfs de broers Martens hadden dat in hun toch al enige decennia durende werkervaring nog niet gezien.

Maar het minste dat we nu kunnen zeggen, is dat het water richting vijver wel weer zeer goed stroomt.

Maar ook: dat er weer een ganse ravage is achtergebleven in onze tuin.

En niet alleen ravage, maar ook nog eens 250 euro aan werkuren (die buizen zitten 5 meter diep, dat doe je niet zomaar met de hand) èn 175 euro aan nieuwe, speciale buizen, want we willen ons gazon (in de toekomst bessenpark) natuurlijk niet meer elk jaar opengooien. Dus krijgen we dit jaar nog steeds geen houten terras èn we kunnen weer grond egaal gaan trekken en wachten op een hersteld tuinleven.

En daar kan ik dus niet tegen. Want ik wil best wel geëmancipeerd zijn enzo, vlot multitasken, een soortement carrière opbouwen tussen de ideale gezinsmomenten door, en dan nog manhaftig verzaken aan allerlei idiote schoonheidsidealen ook. Maar als het op de tuin aankomt, dan wil ik een mietje zijn. Mijn tuin moet barstenvol leven en machineloos zijn. En als ik dan zo’n woestenij zie, voor het derde jaar op rij, dan wil ik snotteren als een kind. En dan wil ik een stevige schouder om op te huilen. En terwijl ik dat zo dacht, passeerde De Schouder zowaar net langs mij. En hij bekeek mij even van top tot teen, trok zijn wenkbrauw op en zei: “Ik stel voor dat je even naar binnen gaat en pas weer buiten komt als het over is.”

Schoon hé, de liefde?   😉

Read Full Post »

Uit gebrek aan lente. En omdat ik ZOT aan het worden ben omdat de lente nog steeds niet doorzet, en nu al honderd keer naar de foto’s van vorig jaar heb gekeken om voor de duizendste keer vast te stellen dat er dan al veel meer bloeide dan nu, daarom dus heb ik het noodgedwongen over andere dingen…

Dat ik toch zo rap kan typen, zeggen de mensen die langs mijn bureau passeren. Ongezien zo snel, gewagen sommigen zelfs.’t Was nu niet een talent dat ik voor ogen had te bereiken, maar beter een stom talent dan helemaal geen talent natuurlijk.

Alle dank ben ik verschuldigd aan zuster Wilfrieda. En als ik aan zuster Wilfrieda denk, betreur ik onmiddellijk dat mijn eigen kroost niet meer zal opgroeien met de grijsgekapte nonnekes die nog regelmatig mijn schoolbeeld uitmaakten, zèlfs in het middelbaar. Niet dat alle nonnen garant staan voor vreugde. Je had er wel een paar, zoals zuster Alphonsien – genoegzaam bekend als zuster appelsientje – in wiens royale boezem een vat van tomeloze moedergevoelens bleek schuil te gaan waar zelfs de meest notoire koppigaard voor door de knieën ging. Maar deze zijn zeldzaam. Talrijker, vooral in vroegere jaren, waren de nonnen in wiens muizengrijze rokken een houten paternoster met dikke bollen paraat hing die bij de minste (of gewoon zonder) aanleiding van middelpuntvliedende krachten blijk mochten geven, daarbij niet aarzelend om in zijn vlucht een blauwe plek te veroorzaken of zelfs een oor doof te slaan.  Van dat soort mastodonten waren wij gelukkig al gespaard, maar nonnen waren er wel nog.

Zuster Wilfrieda was van de gedisciplineerde soort. Met zwoegen in het leven zouden we veel bereiken. En van complimentjes zouden we het alleen hoog in onze bol krijgen. Dergelijke levenslessen konden we maar beter onmiddellijk onder de knie hebben, voor onze eigen bestwil. En om te bewijzen dat alle begin moeilijk is, zèlfs als er al gemakkelijkere alternatieven bestaan, sleurde ze voor ons een aantal mechanische tikmachines uit het klooster mee naar school waarop we de spieren van de linkerhand en pink uitgebreid mochten oefenen. De m’-en en w’s waren niet van de poes. Je vinger schoot al gauw 5 centimeter naar beneden om ze op het papier te krijgen, en dan mocht je al heel blij zijn dat je in die diepte van bewierookt kloosterstof en vette, oude inkt niet van de toets schoof en ergens tussen m en p bleef steken met een half verwrongen pink tot gevolg. Gelukkig bewaarde de spaarzame zuster Wilfrieda voor dergelijke gelegenheden haar wonderoplossing: een tot in den treure herbruikt velletje tipex. Dat schoof je dan voor je blad en met een welgemikte plof kon je van je scheefgevallen letter weer een blanco zieltje maken.

Zuster Wilfrieda had maar één probleempje, en dat was dat het woord ‘spatie’ nooit helemaal klonk zoals dat zou moeten. Bij onze vele dictees hoorde we telkens weer ‘spasties’, een onbeholpen lapsus waarvan wij uiteraard wisten dat het bewees dat zelfs de nobelste mensen een klein lot te tarten hebben, omdat je van vechten nu eenmaal altijd beter wordt dan van alles in de schoot geworpen te krijgen. Zuster Wilfrieda was de vleesgeworden levensles van haar eigen roeping. En dus mikten we onze vingers met doodsverachting in het schrijfmachien en gehoorzaamden blindelings aan Zuster Wilfrieda’s bede:

“m”

“spasties”

“m”

“spasties”

“p k m”

“spasties”

En geen gniffel ontsnapte aan onze ingespannen gezichten.

Toen we onze mechanische tientonner uiteindelijk voor een elektronische schrijfmachine mochten inruilen en gaandeweg teksten van het blad moesten overtikken ipv naar haar dictees te luisteren, misten we heimelijk de ondeugende spasties en het bijhorende druppeltje spuug op de lip.

Na een jaar gewaagde zuster Wilfrieda van een grote zelfoppering door mij te melden dat ik het goed deed. Of nee, niet door dat te zeggen, maar door te vragen of ik niet een jaar vroeger examen wou doen dan de anderen. Natuurlijk wou ik dat, want het spreekt voor zich dat een 13-jarige in haar middagpauze wel wat beters te doen heeft dan dactylolessen te volgen bij zuster Wilfrieda. Hoezeer zou ik enkele jaren later, toen tikken door de opkomst van windows en internet niet meer alleen iets voor secretaresses werd, mijn moeder nog dankbaar zijn voor de stalen wil waarmee ze me op dactyloles had gestuurd.

Want nu typ ik dus blijkbaar snel. En dat is handig voor mijn beroep. Maar ook handig voor mijn hobby. Want dan denk ik zo: als ik door dat snelle typen mijn dagelijkse mailtoevloed nu dubbel zo snel beantwoord als anderen, mag ik dan niet een kwartiertje besteden aan het surfen naar een tuinblog, het even beantwoorden van een reactie of het nalezen en publiceren van een eigen bericht? Dan is dat toch evenredig met andermans werk. Niet?

Read Full Post »

Mijn vorige moestuintje had 6 percelen: Peulen-aardappelen-wortelgewassen-vruchtgewassen-bladgewassen-kolen; in die volgorde. Dat is één van de meest gangbare schema’s, waarbij de belangrijkste principes van de teeltwisseling gerespecteerd worden. Zijnde:

– kolen komen na peulen (om te profiteren van wat de peulen achterlaten in de grond)

– peulen komen na aardappelen (om van de losse grond van de aardappelen te profiteren)

– wortelen hinken een beetje achterop omdat ze eigenlijk wel minder rijke grond willen

– en het duurt minimum 4 jaar vooraleer een zelfde gewas terug op dezelfde plaats komt

.

Met dit schema kan je bepaalde valkuilen van de klassieke teel vermijden:

– minder kans op ziektes zoals aardappelmoeheid omdat je altijd een perceel opschuift

– minder compost nodig: je maakt gebruik van wat de plant in de grond achterlaat en moet minder bemesten (een beetje bemesten is goed, maar met veel mest breng je schade aan het leven in de grond)

– veel minder verleiding om te gaan sproeien: de volgorde van planten beperkt het aantal ongewenste beestjes aanzienlijk

.

Maar nu wil ik dus meer. En beter. En wel op die manier:

– méér percelen

– toch geen percelen van meer dan 1m20 breed (lengte onbeperkt) omdat de ervaring geleerd heeft dat je de boel anders niet proper kunt houden (of toch meer moeite moet doen)

-strookjes gras tussen de percelen van 70 cm zodat ik alle ruimte heb om op mijn knieën te gaan zitten en zo de groentebedden te bewerken.

Ja, bij dat alles blijft de moestuin van Mme Zsazsa ons aller inspiratie. Zij bleek zelf haar graspaadjes weg te doen omdat dat in de groenten ging groeien, maar ik wil mijn groentebedden rondomrond afbakenen met ‘iets’ (hout, steen, ik moet er nog eens over nadenken) om dat probleem te vermijden. Ik begrijp zelf niet hoe mensen die typische, niet in vakken verdeelde, zich eindeloos uitstrekkende groentetuinen onderhouden. Dit zsazsa-model is veel gebruiksvriendelijker èn mooier.

.

Maar terug naar mijn groentetuin deel 2: omdat het oog ook wat wil, wil ik 9 bedden. Geen 8. En ook geen onderverdelingen zoals in het VELT-boek met 2 keer aardappelen en maar een minieme hoeveelheid vruchtgewassen. Het heeft me eigenlijk wel heel wat gesleutel gekost, want ik had altijd wel weer een drama-in-de-kiem over het hoofd gezien. In de hoop dat niemand me nu van het tegendeel overtuigt, denk ik dat het zo moet lukken:

1. Vruchtgewassen

2. Bladgewassen + prei + aardbei

3. Kolen

4. Peulen

5. aardappelen

6. wortelgewassen

7. vruchtgewassen

8. bladgewassen (géén prei!)

9. peulen

.

In alle eerlijkheid, ‘ t is geen volmaakt schema. Maar het zal toch goed genoeg moeten zijn.

En omdat het weekend was, ben ik dan maar in de tuin beginnen werken, vloekend dat het nog steeds zo koud is. Een groot aantal planten, waaronder ook een kamperfoelie en de aardbeien,  moest uit de grond, omdat die (nog één keertje maar) gefreesd zal worden. Het plantgoed staat nu in de garage. Iets te donker, iets te warm; ik hoop dat ze terug willen aanpakken als ik ze volgend weekend weer buiten zet…

Read Full Post »

Older Posts »