Feeds:
Berichten
Reacties

Archive for oktober, 2010

Ik hou van mijn bakker

Omdat het brood de volgende dag al niet meer zo lekker is en droog wordt.

Omdat je na één snede volkorenbrood al niet meer weet hoe je die 2de boterham nog gaat opkrijgen.

Omdat de koffiekoeken er elke dag weer anders uitzien, meer steevast groot en bruut en oorspronkelijk zijn.

Omdat het een bakker is die nooit overschotten weggooit: elke dag kan je er ‘restjesbrood’ kopen: een brood gemaakt van alle overschotjes deeg. “Echt tof,” zegt de bakker er zelf van. “De ene hap eet je nog bruin brood en de volgende hap is al rozijnenbrood.”

Omdat ze er ongeneerd vragen hoe je familiebanden in elkaar zitten en ook toegeven hoe interessant dat ze dat allemaal vinden.

Omdat je langs de koeienstal moet passeren vooraleer je in de winkel bent (waar het soms ook een beetje naar koeien ruikt…)

Omdat je ’s avonds vaak gratis appelflappen of ander gebak meekrijgt: “We kunnen dat toch niet weggooien?”.

 

Omdat de bakker ook bier brouwt, gemaakt van de tarwe van de akkers van zijn ouders.

Omdat ze netelbrood bakken, en dus potentiële afnemers zijn van een grondstof die wij ten overvloede kunnen aanbieden.

Omdat ze de oude mensen nog verzorgen: “Albert, moet ik eens zoutloos brood voor je bakken?” – “Ah, ja, da mag”. – “’t Zal voor dinsdag zijn dan.” – “Da’s goed manneke. Breng het dan maar mee op je toer.” – “ja maar nee Albert, ge moet dat niet aan huis laten brengen. Komt daar zelf ne keer om. Da’s goedkoper, en dan kom je nog eens buiten en krijg je een beetje beweging.” – “Ah ja, allé, g’hebt gelijk.”

Omdat zijn mattetaarten nog echt nat en enigszins zuur zijn van binnen.

Omdat hij op zondag tot 18u30 open is.

 

Omdat deze bakker, kortom, niet meer van deze tijd is, ecologisch zonder die naam te dragen, en altijd met een snoepje of zelfgebakken speculaasje bij de hand voor de kinderen.

Dat wou ik dus even kwijt 🙂

Read Full Post »

Winterslaap voor tuinmadammen

Ja, ik ben serieus jaloers als ik zo’n foto’s zie. Mensen die nog vanalles oogsten, vers en knapperig; en die ook nog heel veel oogst voor de boeg hebben, met heerlijke wintergroenten tot gevolg.

Maar anderzijds ben ik ook heel gelukkig dat het er bij ons sinds deze namiddag nu eindelijk zo uitziet:


En zo aan de andere kant:

De wetenschap dat we nu 3 tot 4 maanden volledige tuinrust voor de boeg hebben! De volledige moestuin onkruidvrij! Nu alleen nog het karton erop leggen dat de fietsenhandelaar voor mij opzij houdt, en dan wat tuinafval zoeken om dat karton te bedekken, en klaar. Ook het gras is afgereden, alle bloemperkjes uitgedund en schoongemaakt, hangmat en tuinstoelen naar binnen, enz.

Ik weet dat ik in februari weer niet te houden zal zijn van verlangen naar lente en tuinwerk, maar nu is het prachtig zoals het is: winterrust. Laat de ijzige koude maar komen; ik zal er bijzonder van genieten.

Read Full Post »

Het was even schrikken zondagochtend: witgevrozen gras! En ijskoude handen bij het lopen! En tegen de tijd dat ik rond 8u30 koffiekoeken ging halen nog altijd maar 3°C! Nachtvorst!

Conclusie: tijd om de zomerbollen uit de grond te halen. Tot vorig jaar zou ik nog gezegd hebben: laat die maar zitten; de winters zijn tegenwoordig zo zacht dat de meeste vorstgevoelige planten probleemloos in volle grond kunnen blijven. Maar na afgelopen winter zijn we voorzichtiger geworden. Dus: dahlia’s, gladiolen en alle andere zomerbollen mogen nu uit de grond worden opgegraven. Het groen dat er nog aanhangt kan je laten verdrogen, of wat korter snijden, en daarna gaan de bolletjes de schuur in voor een hopelijk vorstvrije winterslaap. In april mogen ze terug de grond in.

Tegen de middag brak de zon alweer door en werd er nog wat buiten gewerkt. Appeltjes rapen onder andere, want op de fruithappening van het regionaal landschap zou Thijs met zijn fruitmobiel aanwezig zijn. In de ouderlijke tuin waren dit jaar nauwelijks appels te rapen, en ook in de schapenweide kon ik in totaal maar 25 kg appels versieren. Daarenboven bleek dat we ons hadden moeten inschrijven voor de fruitmobiel (en dat was dus niet gebeurd). Maar ’t was een mooie zondag en daarom gingen we toch maar een kijkje nemen (en zette ik de appeltjes toch maar in de auto, voor jeweetmaarnooit).

En toen gebeurde het: toen heb ik geprofiteerd. Ik heb mij Bekend Gemaakt. Als zijnde de madame van dat blogske. Ze herkenden mij wel een beetje van de vorige keer, maar toch, ik ben daar toch maar gaan vertellen Wie Ik Ben, alsof dat iets te betekenen heeft. Maar gelukkig: het hielp niet.  25 kg is sowieso te weinig. Voetjes mooi terug op de grond.

Maar ik mocht wel zelf mensen zoeken die wèl 75 kg hadden en vragen of ze mijn 25 kg erbij zouden willen nemen. Goed idee. Een beetje moed verzameld, stoute schoenen aangetrokken, en de eerstvolgende wachtenden op de schouder geklopt met de vraag of ze het erg zouden vinden als hun appels enigszins vermengd zouden zijn met die van mij. En hoera: die vonden het absoluut niet erg. Onze appeltjes gingen er als laatste in, en de laatste 3 kratjes waren voor ons. Danku vriendelijke, mij onbekende mannen die het ok vonden dat ik bij jullie aansloot!

Toen we daarna onze kratjes gingen afrekenen, werd er stilzwijgend een halfvol kratje bijgezet waaruit de familie Tanghe de bezoekers al had laten proeven. Appels met aardbei. Zalig zoet en zomers. En ik kreeg dat mee naar huis. ‘Vrouwen moeten eens leren om dingen te krijgen’, wist de mevrouw mij te zeggen toen ik begon te protesteren. En ik herinner me hoe grootmoeder onderdeappelboom ook altijd zei: “Geven is makkelijk, krijgen is moeilijker”. En ik hebt het dus aanvaard. Gratis en voor niks. En het smaakt ontzettend lekker. Danku, houtlandse tuinsappen! En proost!

Tot slot alleen nog even melden dat we meneer Eigenwijze Tuin ook druk doende zagen op de fruithappening. Er was daar trouwens verbluffend veel volk voor een beurs die de dag daarvoor ook al twee andere steden in de Vlaamse Ardennen aandeed. Je zou beginnen geloven dat mensen ècht geïnteresseerd beginnen te zijn in biologische fruitteelt. En dat het regionaal landschap goed zijn werk doet natuurlijk! 😉

Read Full Post »

Als je je afvraagt waar de tuinliefde vandaan komt, kan je afvragen hoe ver je terug moet gaan. Misschien hebben je ouders de tuinkriebel nooit gehad, maar blijkt dat grootmoeder niet bij haar bloemen weg was te slaan. Soms lijkt ook niemand in de familie een tuin te hebben gehad, maar was grootvader wel boswachter, en heeft geen enkele voorouder ooit in de stad willen wonen. Je hebt de tuinliefde dus niet zichtbaar meegekregen, maar de liefde voor de vrijheid van de natuur zit misschien toch in de genen, als je maar ver en breed genoeg terug kijkt.

Voor de familie onderdeappelboom is de oefening gedaan. Niet voor één of twee voorgaande generaties, maar tot diep terug in de 16de eeuw. Natuurlijk is zo’n onderzoek eenzijdig (enkel langs de mannelijke lijn), en natuurlijk dreigt het gevaar van selffulfilling prophecy (je ziet wat je wilt zien), maar desondanks: alle bewondering voor de nonkel die de tergend trage opdracht van het archiefonderzoek heeft ondernomen en de resultaten daarvan met mooie publicaties aan de familie kenbaar heeft gemaakt.

Wat blijkt: de familie onderdeappelboom (langs die ene zijde dus) is nooit echt uit de natuur weg te slaan geweest. Waar in sommige metselaarsfamilies een hele dynastie uit steen en cement gehouwen blijkt te zijn, zo heeft de familie onderdeappelboom zich doorheen de eeuwen een weg geslaan langs weiden en velden, doorheen bos en hei (maar niet strand, want er zijn maar weinig zee-liefhebbers onder ons kustvolk). Ze waren jachtopziener, boswachter, veldwachter, koetsier, menner of opzichter. Ze stonden op om naar buiten te kunnen gaan, zwierven rond over het domein, en gingen alleen maar binnen als het echt moest omdat het donker was. Een enigszins zwervend volk dus, de ‘stappers’ van een verleden tijdperk, met af en toe een ‘boskanter’ ertussen, zo eentje met zoveel liefde voor vrijheid en natuur dat hij geen andere mogelijkheid zag dan zichzef af te zonderen, baard en haar te laten staan, en voorgoed als ‘anders’ door het leven te gaan. De familie van onderdeappelboom heeft het, overigens, nog altijd niet gemakkelijk met wetten en regeltjes. Het persoonlijk rechtvaardigheidsgevoel primeert niet zelden op wat algemeen wordt aangenomen (met alle gevolgen van dien). En ook dat is misschien wel een beetje liefde voor de natuur, voor de vrijbuitersaard die de natuur eigen is.

Toch dwaalde de familie niet alleen door het bos. Langs grootmoederszijde kwam er zelfs een beetje boshaat doorgesijpeld. Al wie zijn liefde voor het woud uitte, werd door grootmoeder op een opgetrokken wenkbrauw onthaald en kreeg de raad er eens een jaartje te gaan wonen. “Ge zult rap anders spreken”, wist grootmoeder, “in zo’n vuil donker bos. Ge moogt je bomen houden. Geef mij maar licht!”  Ze is met haar echtgenoot dan ook buiten het bos gaan wonen, en ook al stonden er veel bomen in hun tuin, die stonden ver genoeg van de ramen om voldoende licht door te laten.

Het verhaal van de ontmoeting van grootmoeder en grootvader leest op zich ook al als een romantische sage, en je moet me tegenhouden of je krijgt een deel 3 op je nek waarin ik ook dat nog eens uit de doeken doe ;-). Maar ik wil wel nog even iets anders aansnijden: terwijl de ene helft van de natuurliefhebbers van de familie onderdeappelboom zijn hart verloren heeft aan zaaien en stekken (en de interesse verliest van zodra het zaaigoed levendig in gang geschoten blijkt), verliest de andere helft niet alleen zijn hart maar ook vaak zijn verstand aan al wat ‘schoonheid’ is. Schoonheid in kleuren, schoonheid in bloemen en tuinarchitectuur, schoonheid als harmonie en reden tot bewondering. En hoewel grootvader zeker een goede smaak had (vooral een dure, eigenlijk), was het wellicht wel grootmoeder die de zin voor een meer frivole schoonheid naar huis bracht. Op haar bescheiden, nuchtere manier, was ze toch wel een voorbeeld van hoe je te verliezen in banale zaken die je gevoel voor schoonheid prikkelen.

Dat ze een vrouw was, zal daar niet vreemd aan zijn. En dan bedoel ik niet dat vrouwen daar meer aanleg voor hebben (duh), maar wel dat vrouwen in die tijd nu niet onmiddellijk als jachtopziener of boswachter werden aangesteld. Terwijl grootvader voor de ene West-Vlaamse adellijke familie in het koetshuis zat, ging grootmoeder dus bij die andere grote West-Vlaamse adellijke familie dienen op het kasteel (dat nota bene in een zeer dicht bos stond…).

De ongetrouwde juffrouwen die aan het hoofd stonden van dat kasteel, moeten van de grootmoeder gehouden hebben. Het duurde niet lang voor ze hun oude serviezen of kopjes in oneven aantal aan de grootmoeder meegaven, die vervolgens bijna twintig kilometer met het tere porselein op haar fiets richting huis moest balanceren. Terwijl de buren hun soepbord leeg schraapten tot alle soep verdwenen was, er vervolgens de aardappelen in schepten, en tot slot hun bord ondersteboven draaiden om op de onderkant hun dessert te nuttigen, werd bij de grootmoeder een boerentafel zorgvuldig met limoge gedekt, met voor ieder een mes èn een vork (in het dorp van die tijd ook zeker niet alledaags). Hoe arm het gezin van grootmoeder en grootvader ook moge geweest zijn, ze kregen de liefde voor dure en mooie materialen op deze manier letterlijk met de pap mee naar binnen. En ook de manieren moesten eraan geloven. Ellebogen moesten van de tafel, en om te kauwen hield je je mond dicht. Alles zoals grootmoeder het bij de Juffrouwen op het kasteel had gezien. Toen een broer van de grootmoeder eens kwam mee-eten, at hij met smaak en lawaai zijn bord leeg, staarde rond in de onwezenlijke stilte van gesloten kauwende monden, en schaterde ten slotte van de pret: “Ge moet dat nu toch ne keer  zien. En jullie eten gelijk de konijnen!”.

De steun van de Juffrouwen van het kasteel ging nog verder dan het Limogeporselein met handgeschilderde rozen. Op een goede dag kwam de grootmoeder met een tas thuis die ondanks haar grote dikte van een bijzondere lichtheid was. Onder het oog van enkele van de dochters ritste de grootmoeder haar tas open. Heel even moet het Mariabeeld op de schouw haar ogen hebben neergeslagen onder de wolk van parfum die naar boven steeg, terwijl de ogen van de dochters groot werden. In de tas zat het geheime leven van de Juffrouwen – ongetrouwd en daarom des te zondiger – : een wufte wolk van prachtige lingerie. Terwijl de onderbroeken van de dorpse vrouwen nog het patroon van rechthoekige witlinnen kussenslopen volgden, sprong uit de tas een impressionistisch palet aan felgekleurd ondergoed waarvan 4 stuks samen nog maar de hoeveelheid stof bedroegen van één gewone onderbroek. Er ruiste kant en crinoline, er gleed roze en paars door de vingers, en overal klingelden strikjes, pareltjes en lintjes op de zijden stof. Het was, in één woord, een glimp van een wondere wereld waar grootmoeder en dochters zonder de Juffrouwen nooit toegang toe zouden hebben gehad, maar waar de grootmoeder duidelijk wel vatbaar voor was (en er gelukkig geen graten in zat dit met haar dochters te delen).  Ook die zin voor het schone, en die hang naar het nutteloos mooie zit misschien bij velen van ons in het bloed.

De kinderen van de grootouders onderdeappelboom zijn van een andere tijd.  Er wordt dezer dagen niet meer zoveel voor adellijke families gewerkt. De ‘beroepen’ deden meer hun intrede, en op een paar uitzonderingen na was de link met de natuur misschien niet altijd even duidelijk. Nu velen op pensioen zijn, komt de liefde voor de eigen tuin weer boven. Sommige nonkels kopen zelfs een heuse weide om er siertuin van te maken. En ook bij de neven en nichten zijn er maar weinig die de stad opzoeken of zonder tuin kunnen. (en als dat toch zo is, dan zeggen we dat dat van de aangetrouwde familie komt 😉 )

En zelf heb ik een tuintje 🙂 En sinds kort heb ik een nieuwe baas. Hij blijkt de achterneef van de Juffrouwen die mijn grootmoeder zo verblijdden. Mijn grootnonkel was zijn tuinier, mijn eigen nonkel heeft zijn jeugd al spelend in zijn tuin doorgebracht. De stiefgrootvader van mijn vader was er klusjesman.

En zo werkt dus opnieuw een telg van de familie onderdeappelboom voor deze adellijke familie. Maar denk nu maar niet dat ik braaf zijn opdrachten volg. Daarvoor heb ik iets te veel moeite met regels en gezag 😉

Read Full Post »

Over bordertjes

Ik denk dat het zo’n drie dagen geleden is dat ik tegen meneer onderdeappelboom zei dat ik alleen nog arbeidsarme dingen zou aanleggen. Geen uitbreiding van de moestuin meer, geen te snoeien hagen meer, en bovenal geen borders. Want dat is allemaal wel mooi, zo’n bloemenperken, maar je moet er ook tijd in steken om dat te onderhouden, onkruid te wieden, planten eventueel te scheuren en opnieuw te planten, een evenwicht te zoeken zodat je daar het hele jaar door iets te zien hebt, enz. En daar heb ik dus geen tijd voor. We hebben nu al geen tijd om alles wat we doen fatsoenlijk te doen, dus laat staan dat er nog iets zou bijkomen.

Nauwelijks een dag later begon ik graszoden uit te spitten, en creëerde ik… een nieuw bordertje…

Wel… twee bordertjes eigenlijk. Eentje voor kruiden, en eentje voor bloemen. En dat ze nog aan de kleine kant zijn en dus zeker vatbaar voor uitbreiding 😉

Maar wat zou je zelf doen: de mama van mevrouw onderdeappelboom ging rigoureus door haar planten. Ze kapte, scheurde en verplaatste zoals nooit tevoren, en vroeg of wij iets met het overschot konden doen. Mevrouw onderdeappelboom bedacht dat haar verwilderde binnentuin ook wel eens deugd zou hebben van zo’n niets ontziend schoonmaakwerk, en begon eveneens te vermenigvuldigen, te delen en te verhuizen. En toen stonden daar twee kruiwagens vol plantjes. De broer wou wel het overschot aan hosta, moeslook, anemoon en vrouwenmantel, de zus nam wat munt mee naar huis, en de mama bezweek voor heuchera. Maar toen had ik nog een kruiwagen over. Met lavendel, rozen, schildersverdriet, floxen en penstemon. En dat gooi je toch niet zomaar weg? Toch?

Read Full Post »

3 kilo later

Als meneer 666bbq een receptje van mij kopieert (waarvoor immer dank – geen slecht compliment van zo’n schijnbaar zeer goede kok, medunkt), steekt hij dat steevast onder de titel: ‘apen apen apen na’. Foei! Dat zou ik nu dus nooit doen! Als ik een recept van hem kopieer, dan verwijt ik hem gewoon rechtstreeks dat ik er dik van wordt. Slekkevet zelfs, om het op z’n West-Vlaams te zeggen. Eerlijk toch? 😉 Want verdikke: wat is me DIT toch een lekkere taart!

Omdat mensen inderdaad niet makkelijk doorklikken, kopieer ik luiweg het recept:

pastel de ayote, een pompoenpudding uit Costa Rica :

– 800g pompoen
– 125g boter
– 4 kruidnagels
– 2 eieren
– 2 eetlepels magere kwark (yuck … 2 eetlepels volle yoghurt marcheert ook)
– 250g suikerriet
– 200g zelfrijzende bloem (of bloem met geweetwel)

Pompoen in stukken verdelen, koken met ruim water. Afgieten en vlees van de schil halen als het zacht is. Vlees met de helft van de boter tot puree prakken. Suiker met twee lepels water, kruidnagel en de rest van de boter smoren tot er een zoete saus ontstaat (maar ik heb het gewoon meteen bij de puree gekieperd). Eieren met de yoghurt opkloppen. Puree, yoghurt- en suikermengsel samenvoegen. Als laatste de bloem eronder. Je kan het geheel nog wat afkruiden met gember en kaneel (zoals altijd opletten met kaneel : juist genoeg brengt je in de eindejaarsstemming, iets teveel en je waant je op een slechte kerstmarkt in de koopjeshoek van een bouwmarkt, onder een lekkend dak).

Het beslag in een beboterde en bebloemde bakvorm gieten. 60 minuten in een op 250° voorverwarmde oven die je meteen terugdraait naar 180° zodra je de vorm erin plaatst. Laten afkoelen in de vorm. (bij het gezin onderdeappelboom bleek 60 minuten wel nog een beetje te weinig en ging het er nog een kwartiertje opnieuw in)

Tot zover de kopie van de website ‘Grow for it’. Zelf bleek ik geen kruidnagel in huis te hebben. Ik had wel nog 4-kruidenmengsel liggen. Waar dan geen kruidnagel in bleek te zitten. Maar ik heb er toch wat van in gedaan, en het bleek exact genoeg om een beetje de sfeer van peperkoek te krijgen, maar je toch nog ver van een slechte kerstmarkt in de hoek van een bouwmarkt onder een lekkend dak te wanen 😉

Eigenlijk had ik dat recept vorig jaar al gezien, en dacht ik om één of andere reden toen al dat ik die taart MOEST en ZOU bakken! Ik zaaide er zelfs speciaal de butternut pompoen voor. Daar kwam dan wel maar één pompoentje aan, maar ik had hem toch, en ik maakte de taart. Mannekes, dat zou dus zo lekker niet mogen zijn hé. En meneer onderdeappelboom was er niet eens zo wild van. Nog meer voor mij dus. En de papa van mevrouw onderdeappelboom had geen tijd voor meer dan één stukje. Al goed dat ik de kinderen beloofd heb dat ze morgen een stukje mogen meedoen in hun boterhamdoosje, of er was gewoon niets van overgebleven…

Bakken dus, deze taart. En als je het lekker vindt, dan krijg je binnenkort nog eens het recept van worteltaart van mij; nog zo’n misprezen taart waarbij je vanzelf een kopje thee denkt (liefst celestial seasonings) en waar je gewoon niet genoeg van krijgt.

Read Full Post »

De avond nadat we Eigenwijze Tuin hadden mogen bezoeken, besloten we ons gras niet meer af te rijden. Of toch althans een deeltje ervan.

We vervloekten onszelf wel een beetje dat we er het jaar daarvoor nog gras hadden gezaaid. Zonder graszaad hadden we direct de ideale basis voor een bloemenweide gehad. Maar niet getreurd, lang gras is ook niet lelijk, en we genoten de hele zomer lang van alle sprinkhanen en kikkers die er hun toevlucht zochten.

Dit weekend hielden we de najaarsmaaibeurt:  eerst eens met de zeis erdoor (ik dacht dat dat in de ochtenddauw beter zou gaan; maar dat viel nog lelijk tegen), en daarna met de grasmachine op de hoogste stand. En dan nog al het afgemaaide gras afvoeren natuurlijk, want wilde bloemen doen het beter in verarmde grond.

Ondertussen had ik wel al wat bloemetjes opgemerkt: een beetje wilde peen, een boterbloemetje en enkele vlasbloemetjes. Er is een niet geringe kans dat de wilde bloemetjes die elders in de tuin staan, uiteindelijk ook naar deze ‘wilde’ zone gaan komen. Maar dat vraagt tijd, en er zijn ook andere oplossingen: ecoflora. Niet dat ik nu al uit mijn vel barst van enthousiasme voor deze kwekerij (duur!), maar het is wel nog altijd de enige plaats waar je zomaar wilde bloemen kunt kopen. Dus daar ging ik om:

Duizendblad
Agrimonie
madeliefje
campanula rapunculus
wilde peen
damastbloem
margriet
grote muur
boerenwormkruid

en nog een paar die ik even vergeten ben. 39 stuks in totaal.


In het pakketje zaten ook nog 10 stuks daslook en 10 stuks bosanemoon. Die laatste plantte ik eerder al, maar bosanemoontjes groeien niet eender waar, en het is een beetje zoeken naar een plaatsje waar ze zich goed voelen. Hopelijk lukt deze tweede poging beter.

En dan was er ergens dit weekend en vandaag ook nog een beetje tijd om in de moestuin te werken. Ik weet dat die normaal nog vol winterprei, kolen en andere zou moeten staan, maar hier bij ons is hij al leeggeroofd en wordt hij klaargemaakt voor de winter. Ik ben in de loop van de nazomer de strijd tegen het steeds terugkerende gras een beetje verloren, en daarom worden de bedden nu kaalgeplukt, ontdaan van gras, en oppervlakkig omgespit. Als je dan toch spit, dan nog altijd beter in het najaar dan in het voorjaar.

Werken in de tuin is leuk, maar weten dat het werk ten einde loopt voor de komende winter, en zo langzamerhand beginnen terugplooien op het leven binnenshuis is eigenlijk ook heel genoegdoend.

Read Full Post »

Wij hebben vandaag hard gewerkt. Zo hard, dat het niet eens in één blogstukje kan (ik heb jullie al genoeg lange epistels bezorgd de laatste tijd ;-).  Dus laat ik maar beginnen waar ik deze morgen ook begonnen ben: aan de vijver.

Zoals al in den treure gezegd: de vijver is omringd door distels en netels. Na een jaarlijkse zeisbeurt gingen we over op twee keer per jaar zeisen, en ten slotte gingen we deze lente+zomer zelfs over tot 4 keer zeisen. Edoch en helaas: de netels blijven terug komen. De distels ook. Om van het zevenblad nog maar te zwijgen.

En dus was het tijd voor de grovere middelen. Tijdens het voorbije voorjaar gingen we al met de tuinklauw tekeer, en dat heeft resultaat opgeleverd:

Maar er waren toch ook nog een paar taaie stukken waar zelfs de tuinklauw het moeilijk had. Daar hebben we hulp gevraagd aan een niet zo ecologisch middel. De schuldgevoelens liepen samen met de herbiciden uit het tuitje, maar deze netels hadden al lang genoeg in ons gezicht staan lachen. Zo secuur, zo zuinig en zo gericht mogelijk hebben we dus deze grote netelpartij met verkeerde middelen bestreden. Haal me gerust uit uw rss; the evil deed is done…

Daarna haalden we alle dode plantenresten en alle wortels zoveel mogelijk uit de bodem. En dan… ging ik naar de Bock.  Om véééééél plantjes.

Een halve dag later was de blote aarde weer beplant:

Vinca maior, vinca minor, cimicifuga, lelietje van dalen, vergeet-me-nietje, astilbe en rodgersia werden massaal aangeplant. Lelietje-van-dalen, dat ideale moederdaggeschenk formerly know as ‘mugetje’, is zo’n plant waarvan mensen zeggen: haal dat niet in huis, want het kruipt je hele tuin rond. Maar dat is dus exact wat wij in de strijd tegen de netels nodig hebben. Enkele astilbes en cimicifuga plantte ik ook aan in het strookje prairietuin waar prairietuinplanten niet willen groeien omdat er teveel schaduw is. Maar het past samen, als je het mij vraagt. En de plant der planten is voor mij nog altijd rodgersia. Onder meer in de chocoladevariant. Samen met de slagroomwolken van de astilbe wordt dat een culinair weelde, daar onder de bomen.

Verder stonden ook de moestuin en ons eigenwijze experiment op het programma. Maar om dat nog te vertellen, beste lezer, ben ik vééél te moe 🙂

Read Full Post »