In een heel kort moment van totale zinsverbijstering heb ik eens overwogen om psychologie te gaan studeren, in de ijdele hoop de mens beter te gaan begrijpen (een verlangen dat voor een mens op het einde van de middelbare school nog redelijk realistisch lijkt te zijn). Gelukkig ben ik vrij snel gaan inzien dat voor mijn doelstellingen betere richtingen (zij het niet noodzakelijk met meer resultaat ;-)) bestaan en ben ik die dan maar gaan volgen, zonder ooit nog spijt te hebben van mijn afwijzing van psychologie. Tot op het ogenblik dat ik aan het tuinieren sloeg… En zeker sinds het moment dat daar een moestuin bij kwam… Sinds dat ogenblik heb ik mezelf al meermaals vervloekt dat ik niet meer van psychologie snap om het gedrag van mijn medemens te verklaren (en zo mogelijk enigszins bij te sturen).
Want kijk, ik begrijp mijn medemens vaak niet. Ik snap niet waarom ze me fronsend aankijken en zeggen dat dat toch wel onnozel is dat ik geen compost op mijn bed van wortelgewassen wil doen. Om enkele weken later te zeggen dat mijn uien er toch altijd zo goed bij staan. Om het jaar daarop weerom te zeggen dat ik veel meer compost op mijn bed met wortelgewassen moet doen…
Ik begrijp ook niet waarom zo velen mij schouderkloppend zeggen dat ze deze herfst mijn groentetuin eens goed zullen omspitten voor mij, er daarbij blijkbaar vanuit gaand dat ik niet spit omdat ik het niet kan (?) en zonder te kunnen antwoorden op mijn vraag wat er dan wel zoveel beter zou zijn aan mijn groentetuin als hij eens omgespit zou zijn?
Evenmin begrijp ik alle gezeur over mijn graspaadjes en hoeveel plaats die wel innemen, terwijl tussen die graspaadjes toch ook 54 m² moestuin ligt, waarvan de bedden zonder die paadjes anders gewoon dichter bij elkaar zou liggen (en alsof je aarden paadjes tussen moestuinbedden NIET moet onderhouden) en terwijl mijn groentebedden tegenwoordig ook volledig grasvrij zijn.
Toppunt van wederzijds onbegrip is de tomatenteelt:
In maart begin ik te zaaien. En dan zegt mijn medemens: ‘Gho, je zult ze toch warmer moeten zetten hoor’.
Ik doe dat niet, en eind maart blijken ze toch gekiemd te zijn. Dan zegt mijn medemens: ‘O maar bij X staan die al veel hoger hoor!’
Eind april blijken mijn tomatenplanten alsnog volop gegroeid en verspeend en zegt de medemens: ‘Het zal je nog wel tegenvallen als je straks moet beginnen dieven. Ze zullen rap veel te groot en wild worden!”‘
Tegen begin mei staan de tomatenplanten in grote potten, stralend gezond te wezen, met een proper stammetjes en duidelijke blaadjes links en rechts. Daarop zegt de medemens: ‘Ah, maar dat zijn stamtomaten. Dat gaat je nooit lukken hoor in potten.’
Enkele dagen later blijken de planten al een pak gegroeid te zijn en staan ze mooi donkergroen te blinken: ‘Gho, maar je moet veel meer water geven’, zegt de medemens. “Dringend!”
Nu, halverwege mei, met het ritme van 3 keer per week water geven en regelmatig dieven, stellen meneer en mevrouw onderdappelboom vast dat de planten met hun halve meter hoogte nog steeds verbazend sterk op hun stam staan en zegt de medemens ons: ‘Oeioeioei, ge moet ze dringend vastbinden!’.
Verder moeten we veel meer verluchten, zijn onze stokken te klein, moeten het touwen zijn ipv stokken, hadden we al lang moeten bemesten, enz. enz. Nu zijn wij van de vredelievende soort, en altijd bereid om bij te leren, en dus vragen we na elk van die opmerkingen beleefd waarom dat dan wel zo is. Maar meer dan een “dat wordt zo gedaan” of “ge zult wel zien waarom dat moet als je straks geen tomaten hebt”, is daar nog nooit als antwoord op gekomen. Let wel, er zijn mensen die toegeven dat andere methodes misschien ook werken (net zoals bij het niet aanaarden van aardappelen, het niet spitten, het laat zaaien van wortels, enz.), maar de meerderheid lijkt ons toch maar domme jonge mensen te vinden die niet bereid zijn naar de goede raad van ervaren kwekers te luisteren. Nochtans vragen wij hen wel waarom zij het anders zouden doen, en vragen zij zelden waarom wij het anders doen. Zou dat leeftijdsgebonden zijn? Of mag ik hopen dat ik later, als ik een grijs en sukkelachtig besje van 90 ben, nog op mijn stokje tot bij het buurmeisje ga wandelen en daar gewoon nieuwsgierig ga vragen waarom ze haar groenten zus of zo kweekt en dan blij zal zijn als ik nog iets bijleer?
De mens heeft het blijkbaar moeilijk om zijn gedachten te laten aanpassen en open te staan voor nieuwe inzichten. Niet alleen in opvoeding, maar bovenal in de tomatenteelt blijkt de macht van de gewoonte veel sterker dan de drang naar het nieuwe. Nochtans ontstaan de mooiste dingen als je creatief durft na te denken en alert bent voor de dode sporen van je eigen gedachten. Daar heeft meneer onderdeappelboom beroepshalve een leuk verhaaltje over, dat ik toch eens in veelvoud ga kopiëren en uitdelen aan al wie ongefundeerde tomatenkritiek heeft:
Op een dag zitten zoontje en mama in de keuken en mama gaat worst bakken. Voor ze de worst in de pan doet, snijdt ze de uiteinden van de worst af.
“Waarom doe je dat?” vraagt het zoontje.
“Sja,” zegt de mama, “ik heb dat altijd zo geweten. Mijn mama deed dat ook al zo.”.
Niet veel later ziet het zoontje de mama van de mama, en hij vraagt haar: “Oma, waarom snijden jullie de eindjes van de worst?’
De oma zegt: “Dat wordt gewoon zo gedaan. Ik heb dat zo van mijn moeder geleerd.”
Daarop gaat het zoontje naar het rusthuis waar zijn overgrootmoeder is. “Moeke,” vraagt het zoontje aan zijn overgrootmama. “Mama en oma snijden alletwee de eindjes van de worst en ze zeggen dat ze dat van jou geleerd hebben. Maar waarom moet dat eigenlijk?”
Waarop overgrootmama uitroept: “Maar mannekes toch, zeg me niet dat jullie nu nog altijd worstjes bakken in dat veel te klein panneke?”
Read Full Post »