Avond.
Terwijl de laatste auto de straat uitrijdt, breekt de hemel open. De voordeur gaat dicht, de kinderen krijgen tv, en meneer en mevrouw onderdeappelboom ploffen in de zetel neer. Uit een achtergebleven kratje komt voor elk een glaasje wijn, de kinderen snoepen nog van een heerlijk stuk growforit-cake.
“En, denk je dat het goed was?” vraagt mevrouw onderdeappelboom.
“Ik denk het wel…,” zegt meneer onderdeappelboom. “Jij niet?”
“Ja, ik denk het wel…” zegt mevrouw onderdeappelboom.
“Maar ik ben wel veel in de weer geweest met vanalles en heb daardoor niet altijd voldoende met iedereen kunnen praten”, bedenkt meneer onderdeappelboom.
“Ja, dat gevoel ken ik, ” zegt mevrouw onderdeappelboom. “Maar da’s natuurlijk altijd zo op een feest.”
Ondertussen baadt de tuin voor het eerst die dag volledig in het zonlicht. Op de kletsnatte tuintafel getuigen enkele achtergebleven flessen drank van het voorbije feest, en van de stoelen glijden dikke druppels af.
“Was het leuk vandaag?” vraagt mevrouw onderdeappelboom dan maar aan de kindjes.
“Ja!” klinkt het unisono.
“En ze moeten allemaal nog eens terug komen”, stelt dochter onderdeappelboom.
“Ja maar wij moeten ook eens naar daar hé,” zegt zoontje onderdeappelboom. “Want wij weten nu nog niet waar zij wonen!”. 🙂
De kinderen kunnen alvast tellen als referentie. Er werden piet-piraten geboren en meisjes-teken-clubjes gevormd. Grote jongens ontpopten zich tot schommel-wonders, kleine meisjes gooiden zichzelf tevreden kliedernat, en toen de mama’s en papa’s even niet opletten hadden ze zelfs het schuifje met kinderverf ontdekt. En ondanks de regen en de frisse temperatuur werd ook het water in het zwembadje niet ongemoeid gelaten. Nu ja, als sommige dochters al denken dat ze in het buitenland zijn, dan hoort daar uiteraard een zwembad bij:-).
Een waslijn vol uitwapperende T-shirtjes en verkleedkledij getuigt nu nog van voorbije pret. (Later die avond ontdekte mevrouw onderdeappelboom trouwens nog hoe twee meisjes de kleerkast van dochter onderdeappelboom hadden aangevuld en hoe aan de ooievaar plots het touwtje op een andere plaats hing. “O, dat heeft die jongen gedaan,” zei dochter onderdeappelboom met grote vanzelfsprekendheid. “Zijn jullie dan boven geweest?” vroeg mevrouw onderdeappelboom verbaasd. “Ja hoor”, zeiden de onderdeappelboompjes tevreden.)
“Toch raar,” zei mevrouw onderdeappelboom. “Je kent elkaar niet, je blogt alleen maar, en toch had ik het gevoel dat iedereen een beetje dezelfde manier van leven en opvoeden heeft.”
“Ja,” grinnikt meneer onderdeappelboom. ” Zo van: ju, hup, naar buiten en spelen maar.”
“En met regelmatig een droge opmerking als dochter tikkertje wil spelen maar de kindjes wel achterna roept dat ze niet zo snel kan lopen.”
“Of als zoonlief aan pa vraagt of de auto open is,” vult meneer onderdeappelboom aan.
“En veel volk uit West-Vlaanderen”.
“En bijna iedereen heeft in Gent gewoond”.
“En alleman verbouwt en doet heel veel zelf.”
De kindjes gaan doodmoe maar tevreden naar bed, glazen worden afgewassen, baby onderdeappelboom wordt geknuffeld, en meneer en mevrouw onderdeappelboom slepen nog een hapje tiramisu aan.
“Heb je nog zoveel over?”
“Ja, dat kon zo moeilijk meegegeven worden,” zegt mevrouw onderdeappelboom. “Maar al de rest is verdeeld. Dat was wel leuk trouwens: eerst begon iedereen zijn eigen kommen te zoeken, tot iemand vroeg of dat nu eigenlijk niet dwaas was dat iedereen alleen zijn sla of alleen zijn pasta mee naar huis nam. En alsof iedereen erop zat te wachten, werd de tafel plots een grote circulaire van kommen en potjes en begon iedereen gretig van alles wat op te scheppen. Er zal morgen in veel gezinnen hetzelfde worden gegeten!”
“t Was in elk geval heel lekker!”, zei meneer onderdeappelboom. “En meer dan genoeg! En iedereen kan er morgen nog een sausje van Devos Lemmens bij leegknijpen”.
“En heb je dan uiteindelijk de tuin laten zien?” vraagt meneer onderdeappelboom.
“Ja, halvelings. Ik durfde niet zo goed. ’t Is niet alsof het een tuin is om aan opentuindagen mee te doen hé.”
“Er waren nochtans enkele mannen aan de bbq die ernaar hebben gevraagd”.
“Oei, echt? Wel, ik heb hem wel getoond, maar niet zo in detail. En gek genoeg leek de tuin er ook niet zoveel toe te doen. Als ik het goed heb, is er zelfs niet eens over tuinieren gepraat.”
“Zes tuinbloggers die meer dan 5 uren samenzijn en niet over de tuin praten?”
“Ja,” grinnik. “En ’t was nochtans nooit stil. En was het leuk daar aan de bbq?”
“Ja, ik vond het echt gezellig. Leuk om die nieuwe mensen te leren kennen, en ook heel blij om de mensen die ik vorig jaar gezien heb nu opnieuw te zien. Ze voelen snel heel vertrouwd.”
“Och, mijn maïs!”
“Wat is ervan?”
“Die moest op de bbq en hangt nog aan de plant!”
“En die sterke drank voor bij de koffie zijn we ook vergeten.”
“’t Zou nochtans deugd gedaan hebben in dat rotweer”.
“Ja, slechter weer kon je niet treffen.”
“Zeg wel. En toch vond ik het leuk.”
“Ik eigenlijk ook. Maar hebben ze nu al op je danku-mailtje geantwoord?”
“Nee…”