Geachte heer Schepper,
Ik weet, u bent eigenlijk niet alleen man, maar ook vrouw. Naast uw verstandelijke mannelijke zelf huist een vrouwelijk deel, genaamd Sophia, dat voor de wijsheid zorgt. U zet alles op een rijtje, en zij maakt vervolgens de beste keuze. Maar ik noem u toch gewoon meneer, als ik mag. Omdat dat niet zo vlot bekt, met die pluralis majestatis. En ook wel omdat ik het zo geleerd heb in de katholieke basisschool.
Meneer de Schepper dus. En of ik u het één en ander zou mogen vragen, want ik snap het allemaal niet zo goed. Die schepping steekt wel mooi in mekaar, maar hier en daar merk ik toch een mankementje op. Of het is dat ik het gewoon niet snap, dat Grote Plan waarvan alles deel uitmaakt.
Het zaaigoed, bijvoorbeeld. Hoewel ik al 2 pakjes spinaziezaad kocht en spinazie, venkel, wortel en pijpajuin al 2 keer opnieuw zaaide, staan nog maar amper 4 plantjes boven. Hoe komt dat zo? Is het misschien dat u, druk bezig met zaden scheppen, plots bemerkte dat het te makkelijk was, als alle zaad altijd zou kiemen en niemand het dan leuk zou vinden omdat je mekaar op die manier dan niet de loef kan afsteken? Hebt u daarom van de pakjes zaad een kanskaart gemaakt waarbij ik steevast die ene kaart trek met boodschap: ‘ga direct terug naar de aveve; ga niet langs start; u ontvangt geen oogst’?
Tezelfdertijd groeit het onkruid als kool. Nee, niet als kool. De kool groeit niet. Het onkruid wel. Is daar een diepe filosofische reden voor die mijn beperkte verstand te boven gaat? Is het dat als groenten even makkelijk zouden groeien als onkruid dat de mensheid dan moddervet zou worden en u tijdens de schepping een plotse drang tot betrokkenheid met ons BMI voelde? En dat terwijl ik de voorbije weken al zoveel uren in de moestuin stond. Minstens 1 maar ook vaak ook 2 uren per avond. Waar ik het onkruid als een echt Verwoede Wieder met wortel en al uit de grond trok. Grondig en Geduldig. En waar er de volgende dag weer evenveel bleek te staan. Ik lieg niet; de moestuin ziet groen van het onkruid. En dat terwijl ik zoveel avonden gezellig had kunnen zitten lezen in plaats van te wieden.
De slakken dan. Ze hebben mij verteld dat die afkomen op bier. Inderdaad, de alcohol schroeit hen min of meer kapot en dat is niet erg diervriendelijk. Maar daar tegenover staat dat je hen toch lichtjes lallend naar het hiernamaals stuurt, en dat is dan wel weer sympathiek. Dus groef ik vier kommetjes in met daarin bruine trappist. Was dat de fout? Had het een pilsje moeten zijn? Of zijn de slakken massaal op bijscholing geweest naar Syntra en weten ze ondertussen welke valkuilen ze moeten vermijden? Ik had in elk geval geen enkele slak verzopen! En het buurmeisje, dat op een ochtend te vroeg opstond, plukte uit één vierkante meter gras zomaar zonder moeite 40 van die vraatzuchtige slijmigaards.
Ik kan het dus niet goed volgen, meneer De Schepper, hoe dat zit met het feit dat groenten gezond zijn en je er toch zoveel moeite voor moet doen. Dit domme schepsel staat dan alleen maar hoofdschuddend de distels, hagewinde, kruipende boterbloem en al dat andere te tellen dat de vier spinaziesprieten verstikt. Misschien dat ik ook maar eens een camion beton moet zaaien. Zou daar dan ook onkruid op groeien?