Onder de appelboom. Zo heet deze blog natuurlijk niet voor niets. Het heeft behalve met een inval van het moment ook veel te maken met dat ene gedicht van Kopland. Niet alleen omwille van de bewondering voor zijn poëzie, maar ook en vooral om de bewondering voor het uur. Dat avonduur, zo tussen negen en tien ’s avonds in de zomertijd.
Sinds we kinderen hebben ontdekte ik dat ik niets leuker vind dan hun ravage buiten opruimen, wanneer iedereen allang naar bed is, of terwijl meneer onderdeappelboom eventueel nog met potten en pannen aan het rommelen is in de keuken. Het verzamelen van al de kleine prutsen die zich in de loop van de dag over het gazon hebben verspreid. De zandbak afdekken. Het badje wat proper maken. Kleren en sandalen en drinkbekers en kinderstoelen naar binnen brengen. Werkgerei terug naar de schuur dragen en de parasol toevouwen op het terras.
Het is iets met de stilte. Hoe de wind in die ogenblikken altijd even gaat liggen en alle grassen en bloemen roerloos rechtop staan in de avondzon. Hoe mussen en andere vogels nog snel alles willen vertellen wat ze in de loop van de dag vergeten waren te zeggen en de merels hun tai chi komen oefenen op het gazon.
In diezelfde ogenblikken ga ik tegenwoordig onkruid wieden. Vroeger werkten we eerst en aten daarna nog samen. Maar tegen die tijd was het al te koud en te donker voor een gezellige maaltijd op het terras, tijdens die enige twee avonden per week dat geen van beide iets te doen heeft en we eindelijk eens samen kunnen zijn. Nu eten we eerst en ga ik daarna nog even de moestuin in tot het te donker is om het verschil tussen zaaigoed en onkruid te zien. De kikker komt dan even piepen van achter de courgetten. De wilde eenden landen op de vijver en snateren van pret. Ik eet de eerste aardbei uit eigen tuin die tussen negen en tien nog zoeter smaakt dan midden op de dag. En terwijl mijn huid langzaam koud wordt van het invallende avondvocht voel ik tussen mijn tenen (niets leuker dan wieden op blote voeten) nog de warme aarde van de zon tijdens de dag.
Dat lukt niet altijd. Soms was de werkdag te lastig of van dien aard dat we alleen voor de tv willen hangen. Maar na een leuke werkdag als vandaag, trek ik steevast nog even de tuin in voor mijn portie wieden en zaaien.
Als het echt zo donker is geworden dat mijn ogen pijn doen van het staren, hang ik de was nog op. Die hangt dan als een eerbetoon aan de zwaartekracht even roerloos als de bladeren van de bomen naar beneden. Tegen de tijd dat ik normaal ’s morgens een ogenblik vrij vind om de was op te hangen, is dat avondlijk wasgoed al voor de helft droog.
En zo voel ik mij dan thuis. In mijn onkruidweelde. Ergens ’s avonds tussen negen en tien.
Heel herkenbaar. In de zomer zit ik zelden voor het TV, maar werk ik buiten in de tuin. Maar zo mooi als jij kan ik dat niet beschrijven.
Zo mooi als jij kan ik het niet beschrijven, inderdaad…
Je heet dan wellicht geen Van den Hoofdakker, maar de poëzie steekt toch telkens weer de kop op in je stukjes…
Weer zo mooi en beeldend beschreven! De drukte en de verstilling. Die stilte is een geschenk.
Zelfs in ons dorp hebben we die niet zo vaak als we zouden willen.
Mooi geschreven. Ik kan ook zo genieten van die stilte ’s avonds. Enkel nog die vogeltjes die je hoort…
ik ben helemaal mee, het licht, en die vogels…… zo goed gevonden van die tai chi
’t Was niet poëtisch bedoeld, maar het is fijn als jullie het zo ervaren. Dank!
Om zin te krijgen alles te laten voor wat het is en de tuin in te trekken! Zelfs al giet het op dit moment pijpestelen…
Wellicht niet bedoeld poëtisch en ook geen poëtisch taalgebruik, maar er toch in geslaagd om een moeilijk te benoemen moment perfect te vatten. En dat is zeker poëtisch.
Dank!