Er werd behoorlijk weinig geblogd, de laatste tijd. Maar in die zinderende zomerdagen was het wereldwijde web natuurlijk het laatste waar we aan dachten. Waarom zou je trouwens de wereld willen als je een tuin hebt vol zon? Dus keken we naar wolken en rolden in het gras. Roosterden we maïs op de bbq en plukten braambessen, aardbeien en herfstframbozen. Als eekhoorns rolden we het voedsel van moestuin naar huis, waar het een lieve lust werd van confituren, geleien, soep en tomatensauzen waarover de nu tot de nok gevulde diepvries nog steeds ontstemd staat te kreunen. In de tuin? Daar werkten we niet. Alle bloemen zijn voldoende groot geworden om de blote grond te bedekken, en de groenten zijn nu in de heerlijke fase waarin ze eindelijk vrucht dragen zonder werk te vragen. Laissez faire; laissez passer.
Natuurlijk was het zo mooi niet allemaal. In de eerste schoolweek werden al meteen twee kinderen ziek en zegde de oppas af. We zaten vast in vergaderingen, reden ons klem in files, moesten onverwacht naar het kabinet, hadden een heleboel in het vakantiegevoel vergeten rekeningen te betalen, haalden frieten omdat ons weekmenu niet klopte, zaten zonder benzine net toen we ook zonder bankkaart zaten, planden een hele dag verkeerd en vergaten bijna de kleuterdans. Maar we hadden wèl een poetsvrouw. Eerlijk is eerlijk 🙂
En dan is het al snel weer zo ver. Dan slaan meneer en mevrouw onderdeappelboom aan het filosoferen. Over het leven. En de tuin. Over dat leven zijn we nog niet rond, met nadenken, maar de tuinfilosofie krijgt vorm. Ernstig vorm. Beperkt vorm ook. Maar steeds arbeidsarmer vorm. Het begon ons pas goed te dagen tijdens onze Dordogne-reis. De tuin bij de gite waar we verbleven was aangelegd door een Gentse tuinarchitecte, maar was al een jaar of tien naar eigen goeddunken aan het gedijen in de Franse bodem, bochten nemend waar hij zin in had, weelderig tierend in geval van tevredenheid, stug zwijgend indien verkeerd geplant. En zo was het perfect. De vijgenboom boog je toe op de oprit, de ginko overschaduwde het centrale grasveld, en diverse pruimelaars droegen vrucht aan de rand van het domein (wie o wie kan me trouwens de naam geven van een sierpruim met rood blad in treurvorm?). Er was een frambozenhaag, er groeide klimop en bamboe, en behalve wat lelies, hibiscus, rozen en guldenroede waren er eigenlijk bijna geen bloemen. Maar er was ook bijna ook geen werk. En desondanks veel genot. Waar waren wij dan eigenlijk mee bezig, met al dat werk-en-morele-tuinverplichtingengedoe-in-ons-hectisch-bestaan-zonder-ouders-in-de-buurt?
Bij thuiskomst werd driftig in eigen tuin gespot. Nog diezelfde nacht van thuiskomst gingen we de tuin in, net zoals we ons de nacht voor vertrek in Frankrijk vergaapt hadden aan de sterrenhemel. Opvallend minder sterren thuis, ondanks ons afgelegen bestaan in de Vlaamse Ardennen, maar wel globale structuren waar we gelukkig mee waren. We gingen er driftig door heen. Kippen waar de moestuin is, extra bessen in het bessenpark, een frambozenhaag bij het kinderhuisje, een pruimenboom naast de oprit, een tuinkamertje ergens, een zitbank erbij, maar niets dat nog intensief werk vraagt. Bloemen mochten blijven, en wel in weelderige aantallen. Met de juiste keuze van sterke, vaste planten, kan je je beperken tot eens in de maand enkele uurtjes onkruid wieden. We tekenden met onze hand hier een metertje bij, daar een stukje vanaf, aten in gedachten al een stuk rabarbertaart op de nog onbestaande picknicktafel. We knikten. En knikkebolden. Tijd voor bed, en een nachtje slapen, maar niet ‘er een nachtje over slapen’ want ons besluit stond vast.
De volgende ochtend vertelde ik meneer onderdeappelboom over de Paola-werkjes. Misschien weet u wel dat de koningin een groot liefhebster van tuinen is. Meer nog, ze kent er ook iets van, aldus mijn tante-tuindame die de toen-nog-prinses Paola regelmatig op bezoek kreeg in haar tuin. Maar achter haar rug gniffelden we om haar prachtig verzorgde handen, die niet van al te veel arbeid getuigden. Tante-tuindame wond er ook geen doekjes om: ‘Maak je geen illusies. Meer dan rondwandelen in de tuin met een prachtig rieten plukmand en een (door een lakei) perfect geoliede snoeischaar om de rozen te snoeien doet ze uiteraard niet.’ En zo ontstond de uitdrukking ‘paola-werkjes’. Nog altijd, als ik zo rond eind juli de planten terugknip voor de tweede bloei, voel ik me een halve Paola zoals ik daar proper sta te wezen in mijn tuinwerk. Wat minder koninklijk, ok. Maar minder nors ook, gelukkig 🙂
De kinderen zijn ondertussen deelgenoot gemaakt van de plannen. Minder tijd in de tuin, en meer tijd voor hen. Wat ze daar van dachten? Dat vonden ze fantastisch natuurlijk! Op voorwaarde dat de tomaten niet weggingen. En de aardbeien. En de erwtjes. En de bloemen. En de kippen, de eenden, de vijver, de borders, de bomen, de schommel, de tuin.
Ik geloof dat we nog even gaan nadenken 🙂
De ervaring heeft me geleerd dat het meeste werk in een tuin in hagen, het gazon en wieden kruipt (over een moestuin kan ik me niet uitspreken).
En dus elimineerde ik ons ganse gazon en zorgde ik voor dikgevulde borders vol sterke vaste planten waarin onkruid geen kans meer maakt omdat er simpelweg geen vierkante cm aarde meer vrij is. De hagen zijn, omwille van privacyredenen, gebleven.
Welhaast niemand die onze lochting reeds betrad, gelooft dat ik quasi géén werk heb in mijn tuin. En toch is dat zo. Enkel in het voorjaar knip ik alles af wat af mag en – op wat snoei hier en daar na – is that it.
O ja: doe ze de groeten in de Roobaard. 😉
Ik ben blijkbaar niet de enige met aanpassingsmoeilijkheden na enkele weken verlof 😀
Een van de redenen dat ik zoveel fruit in mijn tuin aanplant is omdat dat simpelweg weinig werk vraagt, mooi en lekker is. Een moestuin (op wat courgette en pompoenen na) lijkt me gewoon teveel werk.
De huidige (tijdelijke) bloemenborder, met nog jonge planten, vraagt meer werk dan alle fruit samen.
Maar wat je ook kiest, het is inderdaad belangrijk dat je geen slaaf wordt van de tuin. Het moet leuk blijven, geen verplichting. In ieder geval veel plezier met het verder uitwerken van het (nieuwe) plan.
Ik begrijp je bedenkingen volledig! Jullie hebben wel een portie pech gehad die eerste schoolweek! Het bloggen wordt precies niet in vraag gesteld, oef!
Een heel mooi stukje, en o zo herkenbaar. De waardering van de kinderen voor de moestuinprodukten is hartveroverend.
Ook ik ben van mening dat de tuin in de eerste plaats genoegen moet zijn en in de laatste plaats werk. Wat dat betreft kan ik Menck’s opmerkingen volledig beamen.
Dus, madame Onderdeappelboom, nu bedenken wat past in een luie moestuin: minimaal werk en maximale opbrengst.
Zo schoon verwoord kan alleen bij Onderdeappelboom. En het filosoferen zit je wel in het bloed – zo blijkt maar weer. Een stukje om van te genieten.
Menck heeft groot gelijk. De tijdverslindende tuinwerkjes zijn haag, gazon en moestuin. Aan de borders is hier ook alleen in de lente wat werk.
Wat je treurprunus betreft: ik ken alleen maar Prunus cerasifera ‘nigra’ als donkere vorm – maar of er daar een treurvorm van bestaat? Er bestaan wel treurende roodbladige sierappels.
Menck: inderdaad, in een goed gekozen bloemenperk is geen werk; ik weet ook niet waar ze dat halen. En een gazon, bwa, één uurtje per week, afgewisseld met meneer onderdeappelboom, dat maakt een keer of 15 per jaar. Zo erg is dat niet, vind ik.
PS Je privé-detective heeft goed werk geleverd, zie ik
Supermasj: kan je geloven dat, telkens als ik om de twee dagen mijn frambozen en aardbeien leegroof, dat ik dan telkens denk: ‘Die supermasj heeft toch gelijk, zo je tuin alleen vol fruit zetten!’
Natuurlijk-rijk: bloggen en een poetsvrouw zijn verworven rechten!
Zem: de luie moestuin, ik hou je goede raad voor ogen!
Biodiverse tuinier, een onverwacht compliment waarvoor dank. Die prunus zoek ik meteen eens op, bedankt!
Denk je dat alleen als je aardbeien en frambozen plukt? Supermasj, die nu snel wegloopt om dekking te zoeken 😉
Zwijgen lijkt mij een gepaste reactie nu :-p
Het is een valselijke samenzwering van Franse gite-tuinen, ik zweer het u! Want ook de tuin van onze tijdelijke stek was keihard adembenemend en toch arbeidsarm. Zelfs het gras spande mee samen, want leek werkelijk níks te groeien. Ook de brandnetels beperkten zich tot marginale hoekjes. Ik heb de madame niet 1x met een snoei/haag/grasschaar in de weer gezien in die hele week dat we er waren. Helemaal NIET eerlijk!
Maarreu… lees ik dat juist? Kippen waar de moestuin is? Derhalve geen moestuin meer? Ook geen bescheiden exemplaar op eigenwijzetuin-formaat?
Resten nog enige technische vraagjes:
– hoe weet je dat de maïs oogstklaar is eigenlijk feitenlijk?
– hoe weet je welke borderplanten sterk en zelfstandig zijn? tips ende suggesties?
Ik doe niet aan bescheiden; ik doe alleen aan weelderig of niet 🙂 Ivm de maïs: je moet er sowieso eentje openprutsen die er dik genoeg uitziet. Het beste is als de korrels er dik en wit uitzien, dan zijn ze sappig. Als je ze geel laat worden, worden ze kleverig en hard. Roosteren op de bbq of tien minuutjes koken. Heerlijk!
En heb je dan toch weer borderdromen? 🙂 Goede borderplanten zijn compact, worden niet al te wild en vragen geen uitzonderlijke verzorging. Denk sedum, lavendel, flox, echinacea, astrantia, veronicastrum, enz. Het nadeel is dat het wat doder kan ogen dan een wilde bloemenborder natuurlijk. Dat is ook arbeidsarm: wilde bloemen hun goesting laten doen. Maar het slechtste dat je kan doen is de twee combineren, want dan heb je pas werk.
En natuurlijk verschilt het van tuin tot tuin: bij mijn broer verdwijnt monarda altijd, bij mij woekert het. Bij mijn ouders woekeren de anemonen dan weer, terwijl die bij mij compact blijven. En waar mijn tante elke zomer weer tot over haar hoofd in de leliehaantjesplaag zit, heb ik op mijn lelies nog nooit een leliehaantje gezien. Trial and error zeker?
En in de tuin van de gite stonden vooral bodembedekkers en bloeiende struiken. En toch zat het vol vlinders en vogels. Zo zie je maar…
Er zijn toch wel wat verschillen tussen een Dordognetuin en een Vlaamse Ardennentuin.
Vooreerst de bodem. In Dordogne is dat hetzij keien, hetzij kalkzandmergel. Bij ons is dat Zandleem of Leem en hier en daar wat klei. Bij ons zijn de bodems zo vruchtbaar dat zelfs een steen erop zouden groeien. Bij wijze van spreken dan.
Regenval: in Dordogne is dat een pak minder dan hier en is de bodem meer doorlatend en heuvelend. Water vloeit dus sneller weg of dringt ver in de bodem. Dat is minder gunstig voor een aantal planten. Bijgevolg valt hun groei stil. In het najaar (wanneer het vochtiger wordt) zouden deze opnieuw kunnen groeien. Maar dan neemt het aantal lichturen drastisch af waardoor hun groei weer wordt afgeremd. Bij ons was de maand juli ideaal om gras en andere kruiden te laten groeien: warm, heel vochtig en veel licht.
Bemesting: bij ons valt mest letterlijk uit de lucht (atmosferische depositie van stikstof). Dat komt door het prachtige beleid van onze Vlaamse regering/provincies/gemeentes inzake landbouw, verkeer, enz… In Dordogne heb je wel megaganzenboerderijen, maar al bij al is de stikstof die uit de lucht valt ginds een pak minder.
En laat nu net deze drie factoren cruciaal zijn voor grassen maar ook Vogelmuur, Knopkruid, Brandnetel, Kleefkruid, … Planten die wij als onkruid bestempelen.
Wat de gazon betreft: al bij al vind ik het afmaaien nog meevallen wat tijdsinvestering betreft. Belangrijk is ook de soort graszaad die je koopt: je heb snelgroeiende en traaggroeiende grassen. Je hebt fijne grassoorten die tegen veel en kort maaien kunnen (vb. golfvelden) en stevige grassoorten die snel groeien (gras voor dieren). Dat zijn allemaal andere grassoorten. In den A V V maken ze dat onderscheid niet. Of hoogstens speelgazon, voetbalweiden enz.. Maar bij de vakhandel (waar de tuinaanleggers gaan) kan je graszaad per kilo en per soort kopen en dus kan je vragen naar traaggroeiende gazon. Sinds ik terug ben uit verlof (25 juli) heb ik mijn gras 2 keer afgereden. En ja ik zie de jongen van mijn dwergkonijnen nog lopen voor het geval u denkt dat ik op stelten moet lopen.
Ik aanvaard (of liever ik heb dat graag) dat er allerlei andere planten in mijn gazon staan (zuring, pinksterbloem, …) en als het superdroog is, dan kan mijn gras wel eens ‘vos’ gekleurd zijn. Maar ik vind dat niet erg. Dat is een gazon die weinig onderhoud vergt.
handschoenen, dat wist zelfs Pola (http://193.164.196.197/images/61/6199292630.jpg) 😉
en een pint smaakt toch beter na wat travakken in den hof, maar niet te veel, elke dag een beetje (van allebei)
Specht, je hebt natuurlijk helemaal gelijk. En het valt natuurlijk op dat ze daar duizenden inspanningen doen om schaduwplekjes in de tuin te creëren, om te vermijden dat het groot hoefblad dood gaat van de hitte, terwijl wij alleen maar zon willen rond onze tuintafel. Maar ondanks dat van die grond, en die zon enzo: het staat je toch echt in je gezicht uit te lachen…
Peter: ja, maar de echte, die doen dat toch niet met handschoentjes aan? Ik zou vanaf nu de regel aanhouden: wie tuiniert met handschoenen, moet ook maar zijn pint drinken met handschoenen aan. (maar je hebt natuurlijk gelijk :-))