Ik wou van de gedekte tafel naadloos overgaan naar het menu en receptideetjes, maar daar steekt de beeldruimte van wordpress even een stokje voor: volgeboekt. En zelfs geen plaats meer om het trucje van de vorige keer boven te halen. Terwijl ik een oplossing zoek (help!), dan maar een stukje dat zonder beeldmateriaal kan: een communiesprookje.
De idee voor een verhaaltje kwam van fotograaf Ilse, die enkele foto’s van ons en de kinderen zou nemen. Of ik niet een soort verhaallijn kon verzinnen om de foto’s aan elkaar te hangen. Een fijn idee! Helaas, als ik aan schrijven begin, is beperken mijn sterkste kant niet. In plaats van de paar regels gevraagde tekst, had ik al gauw een hele bildungsroman… En die wou ik ergens ook, omdat het communiefeest mij in een aantal opzichten niet ligt, en ik wou vertellen wat het voor ons ook betekent: dat onze kinderen groot geworden zijn; dat we ze met zachte maar soms ook misschien te strenge hand richting gegeven hebben gedurende 7 jaar. En dat nu het moment gekomen is waarop we ze zichzelf kunnen laten zijn. Ook moesten er allerlei kleine anekdotes in verwerkt worden, die de kinderen zouden herkennen. En het moest beeldend zijn, zodat er foto’s bij zouden passen.
Het geheel van de tekst werd samen met enkele foto’s van Ilse, enkele van mijn broer en enkele van mezelf in een boekje gegoten. En dat boekje was een geschenk voor de meters en de peters van de oudste appeltjes. En uiteraard kregen ze er zelf ook eentje. Hun gezicht, toen ik het de eerste keer voorlas, was goud waard. En ook daarnet zag ik dochter in bed nog het verhaaltje opnieuw liggen lezen. Of het voor een ander leuk is, is minder zeker, omdat je er zoveel niet in zal herkennen. Maar de meters en peters waren alvast heel blij ermee. En wij ook, omdat de appeltjes blij zijn. Bij deze:
Het was lente. De bomen in het bos op de berg vouwden voorzichtig hun jonge blaadjes open en rekten zich uit in de zon. Op het kiemende gras speelden enkele vogels tikkertje-op-den-hoge. De vogeltjes die nog niet zo goed konden vliegen, werden voortdurend getikt, en waren daarom kwaad op hun oudere vriendjes. De mama- en papa-vogels riepen vanuit de bomen dat het tijd werd dat ze een ander spelletje bedachten, want dat al dat geruzie hen stoorde bij de bouw van hun nieuwe nest. Maar de kleine vogeltjes luisterden niet, en speelden lekker verder.
In de bermen pronkte het fluitekruid met haar bloemen als ronkende rokken, en het floot vol trots in canon een lentelied. Dieper in het bos rolden de hyacinten hun paarse klokjes als tapijten over de paden uit, en de zon schoot zo snel als ze kon pijltjes zonlicht doorheen het groeiende bladerdak. En daar, op het mos, waar twee grote bomen de wacht hielden en het mos nog zachter was dan het pluis van een pas geboren kuikentje, werden op een dag in de lente twee kleine kindjes geboren. Het kleine meisje keek meteen de wereld rond, en de kleine jonge zocht met zijn oogjes zijn zus, en kroop dicht tegen haar aan. De grote bomen bogen hun zachte twijgen rond hun kleine lijfjes heen, om hen te beschermen tegen regen en wind; en de vogels kwamen af en aan om naar dit wonder te kijken. Geen enkel vogeltje maakte nog ruzie, en het fluitekruid floot zo zacht als het kon een slaapliedje.
Maar de kleine mensjes in het bos dachten helemaal niet aan slapen. Ze wilden kijken, en luisteren, en draaiden hun hoofdjes telkens weer naar elkaar toe. En op een dag, toen de grote bomen hun takken al eens wat verder bij de kindjes vandaan lieten rusten, gooide de zon een golf van licht naar beneden. Daarvan moest het kleine boskind onverwacht hard niezen. En het andere kleine boskind, dat haar broertje net aan het bekijken was, trok daarvan hele grote ogen. Steeds maar groter werd haar verbazing. En toen, plots, barstte ze in schaterlachen uit. Het jongetje van het bos keek nu op zijn beurt met grote ogen naar het zussenkind, met steeds meer verbazing, en toen… barstte ook hij in lachen uit. Van die dag af waren de kinderen van het bos onafscheidelijk. Elk spel speelden ze samen, elke nieuwe ontdekking toonden ze meteen aan elkaar, en toen ze leerden spreken, deden ze dat eerst in een taal die alleen zij konden verstaan.
Toen ze wat groter waren, werd nog een derde kindje geboren op het mos. Hij zette zijn stapjes in de voetsporen van zijn grote broer en zus, en liet zich door hen alle nieuwe woordjes leren. Als ze samen speelden, zorgden de grootste kinderen van het bos voor hun broertje alsof ze zelf zijn mama en papa waren. Ze leerden hem spelen met de bal en rollen in het gras. Ze toonden hem waar de koekjes zaten en hielpen hem om het poortje te openen van de kippetjes die hij zo graag streelt. Als ze zich gingen wassen, namen ze hem mee naar het bad en liepen lachend en joelend in hun blootje door het bos. En als ze huisje speelden, mocht hij de kopjes uitdelen aan iedereen. Dan dronken ze alsoffe koffie, en aten alsoffe koekjes, terwijl ze beleefd op het gras bleven zitten en zeiden: “o danku zeer meneer, erg vriendelijk van u, alstublieftdankuwel.”
Op een dag was het weer lente. De jonge vogels speelden nog altijd tikkertje op het gras, hun ouders bouwden hoofdschuddend aan hun nest, en het fluitekruid floot zoals het nog nooit had gefloten. De kinderen van het bos speelden verstoppertje en renden door het bos over de purperen tapijten van de boshyacint. Toen ze even met z’n driëen bij elkaar liepen, zei plots het zussenkind:
“Kijk, die boom, daar klopt iets niet.”
En het jongenskind keek ook en riep: “Ho! Stop! Iedereen even wachten!”
Samen bekeken ze de boom. Hij was helemaal kaal. Alle bomen rondom hadden al blaadjes of bloesems, maar deze boom had nog helemaal niets, alleen maar blote takken.
“Die boom lijkt wel ziek,” zei het jongenskind.
“Arm boompje toch,” zei het zussenmeisje.
“Ja, is arme boom”, zei ook de kleine ukkepuk, want hij zei altijd net hetzelfde als wat zijn broer of zus net hadden gezegd.
“We moeten een oplossing bedenken, zus,” zei de grote broer, “Er moeten weer bloemen komen in deze boom!”
“Ja, ik weet iets”, riep de zus. “We zaaien bloemen op de takken van de boom en die gaan dan groeien!”
“Ja,” zei grote broer, “dat is een goed idee: zaadjes!”
“Waar is zaadjes?” vroeg het kleine broertje blij. En de broer en zus beseften plots dat ze helemaal geen bloesemzaadjes hadden.
“Dan moeten we bloemetjes plukken”, zei het meisjeskind, dat net als haar broer altijd klaar stond om mooie boeketjes te maken.
“Goed zo, zus!” zei grote broer. “En ik weet nog een goede oplossing”. En hij stak zijn handen in zijn zakken en zocht naar wat hij net had bedacht. Eerst haalde hij een dennenappel uit zijn zak, en toen een springbal, een knikker, een veiligheidsspeld en een rekkertje, wat steentjes, een koekjesdoosje, een spijker, een zakdoek van opa, een kroonkurkje voor ukkepuk, een volledig paar kousen en een handschoen van vorige winter. En toen had hij eindelijk vast wat hij zocht: een bolletje touw.
“Hiermee gaan we de bloemetjes vast maken in de boom!” riep hij.“Maar we zullen wel moeten oppassen met onze kleine broer ,want in bomen klimmen is gevaarlijk en hij is nog een kleintje hé.”
“We zullen om de beurt voor hem zorgen,” zei het meisjeskind, en ze knielden tot bij ukkepuk om het uit te leggen. “Broertje, jij blijft wel bij mij he? Zusje gaat eerst voor je zorgen, en daarna broer.”
En zo gingen de kinderen samen de velden in en plukten boeketjes van alles wat ze konden vinden. Als het kleine broertje moe werd, dan ging grote zus even boekjes voor hem lezen, want dat kon ze erg goed. En als het kleine broertje zich verveelde, dan stapelde grote broer torens van hout voor hem en hielp hem om erop te klauteren.
En toen de vogels zagen hoe mooi de kinderen hun bloemen vast maakten aan de boom, gingen ze zelf ook op zoek naar bloemen en touwtjes en kwamen terug met prachtig gekleurde linten. Samen maakten ze van de kale boom de mooiste boom van het bos.
“Kijk zus,” zei het jongenskind, er is voor alles een oplossing!”
“Ja zeg,” zei de zus rologend , “dat weet ik zelf ook wel hoor.”
“Ja, ikke weet dat,” riep de kleine ukkepuk, en toen moesten ze allemaal lachen, want eigenlijk waren ze toch wel de familie grapjas.
Ondertussen, in het bos, vertelden de bomen aan elkaar dat de twee oudste kinderen van het bos groot geworden waren. Hoe goed het meisje kan klauteren, en hoe hard de jongen kan lopen. Dat ze helemaal alleen een oplossing hadden bedacht, en daar niemand voor nodig hadden gehad. En zo ging de boodschap het hele bos rond. Het ging van boom naar boom, en struik tot struik, tot het bij de twee bomen kwam die rond het mos stonden waar de kinderen zeven lentes daarvoor waren geboren. En deze bomen zeiden niets. Maar ze lieten hun takken heel even ruisen en brachten ze naar elkaar toe tot de ene boom de andere raakte. En wie goed keek, kon zien hoe ze heel zacht glimlachten en knikten. Maar ze zeiden niets, want ze wisten al lang voor dat iemand het gemerkt had dat hun oudste kindjes van het bos groot en flink geworden waren.
Zie ook:
1. Decoratie feest
2. Cadeau-idee feest
3. Aperitief en hoofdschotel
4. Dessert
5. Een kleedje!
6. Sfeer (?)
Read Full Post »