U wou graag weten hoe het was, in China. Ik kan u zeggen dat het fantastisch was! Dat het eigenlijk niet was zoals ik dacht dat China was. En dat u er ook nodig eens heen moet.
Maar wat dacht ik dan eigenlijk dat China was?
Wel, bij China dacht ik aan Chinese karakters, aan heel veel draken, nog veel meer rode lampionnetjes, gigantisch veel lawaai, uitgestrektheid, in het gelid lopende en uiterst gesloten Chinezen. Ik dacht niet aan boerende of spuwende Chinezen, want daarvan had ik gelezen dat dit zo langzamerhand verleden tijd is geworden.
En hoe dat in praktijk dan was?
Wel, ik heb maar één draak gezien, maar inderdaad wel erg veel rode lampionnetjes. Lawaai bleek zoals verwacht zeer populair, maar dan vooral door Chinezen zelf die standaard een gigantisch volume aanhouden in hun gesprekken en dat doorspekken met een volumineus scala aan kreten en gegiechel. Spuwende en rochelende Chinezen waren er dan weer wel nog redelijk veel, alsook de meest smerige wc’s en restaurantkeukens die je je kunt voorstellen. Daar tegenover stond dat we voornamelijk uiterst vriendelijke mensen tegen kwamen, heerlijk gegeten hebben, prachtig weer hadden, en een minimum aan smogdagen moesten doorstaan.
Maar laat mij eens beginnen met de echte trekpleisters, zoals de Verboden Stad:

Pas als je er rond loopt, besef je hoe groot en leeg deze stad is. Zelfs de zogenaamde Keizerlijke Tuin is vooral een uit plaveisel en paviljoenen opgetrokken tuin, met een minimum aan groen, en nergens zicht op uitgestrekte verten. Het moet een verschrikkelijke, in de winter uitermate kille en in de zomer bloedhete gevangenis zijn geweest voor de keizers en de hofdienaars, ondanks hun rijkdom. Voor onze kinderen was dit een zeer sprekend bezoek, zeker toen we nog stukjes film uit The Last Emperor lieten zien. Ze waren het wel zeker: liever een gewoon kindje zijn dan keizer in China!
Gezien die bloedhete zomers, is het geen wonder dat de keizers een koeler zomerverblijf lieten optrekken, in de bergen die Beijing langs drie zijden begrenzen. Het Zomerpaleis heeft een gigantisch, kunstmatig meer dat zeer populair is voor bootje varen en waterfietsen. Rond het meer kan je wandelen in de lange gaanderij (bijna 800 m) die werd opgetrokken om de huid van de keizerlijke familie tegen de zon te beschermen. En op het einde van het meer wordt je beloond door het zicht op de marmeren boot die keizerin Cixi liet bouwen; slechts één van haar talrijke frivoliteiten.

Beijing kent meerdere van deze parken, die winter en zomer erg populair zijn. Op een (zeldzame!) vrije dag gaan Chinezen met de hele familie naar deze parken, en blijven er de hele dag, vaak met tent en picknick mee. Het zijn dan ook erg drukke plaatsen, maar ook de meest koele (nodig als het elke dag tegen de 35° aanloopt…).
Natuurlijk bezochten we ook de Chinese Muur. Er zijn verschillende locaties waar je toegang hebt tot de muur, waaronder enkele prachtig wilde, niet gerestaureerde en haast verborgen stukken die door dorpelingen worden beschermd, en waar we alleen maar in de wagen passeerden. Met een kleuter van 3 in het gezelschap wilden we toch een enigszins veilige plek, waar de zijmuren gerestaureerd zouden zijn, en daarom kozen we voor Mutianyu, waar je met een zetellift omhoog kan en met een rodelbaan omlaag. De veiligheid van die zetellift liet in wezen ook zwaar te wensen over, maar goed, het was heerlijk om zo hoog in de lucht te hangen, en de kinderen (en volwassenen :-)) konden hun pret niet op in de rit naar beneden.

En de Muur zelf? ONTZAGLIJK MOOI! De uitgestrektheid, het landschap, het besef van de de verzengende arbeid die het moet hebben gekost, de zinloosheid ervan, de schijnbare eindeloosheid ervan, hoe ze de bergkammen volgt en over toppen en in valleien meandert. Prachtig!


We gingen ook eens buiten Beijing, naar Longin Xia bijvoorbeeld, dat ook wel ‘Little Li River’ wordt genoemd. Het landschap doet er dan ook denken aan Zuid-Oost-China, waar de rivier Li zich tussen de bergen slingert. Zo ook in Longin Xia, op maar 2 uur rijden van Beijing. De kinderen beklommen er hun eerste berg, en wij raakten helemaal verkocht door het landschap.



We gingen ook twee dagen verder weg, naar Xi’an, met de nachttrein, om het wereldberoemde Terracottaleger te zien.


Maar daarnaast is er Beijing zelf, de stad waar we even inwoner mochten zijn, en waar we op traag tempo sfeer en stijl konden opsnuiven. We zagen het moderne Beijing

Maar we brachten ook vele uren door in de hutongs, te voet en met de fiets. Hutongs zijn de traditionele woonwijken van Beijing, die één voor één aan het verdwijnen zijn. Het verhaal is dubbelzinnig: in een stad met 20 miljoen inwoners is het begrijpelijk dat laagbouw (allemaal huisjes van één verdiep) verworpen wordt tov de voordelen van wolkenkrabbers. Er zijn ook de wetten van de hygiëne: in de traditionele hutongs hebben de huizen geen eigen badkamer of ander sanitair. Alle bewoners zijn aangewezen op de gemeenschappelijke douches en wc’s (die je ruim van tevoren al ruikt). Ruimte om rioleringen aan te leggen is er niet in de hypernauwe straatjes. En de mooie binnenpleintjes die de huizen hadden, worden zo langzamerhand ook volgebouwd met extra kamertjes voor oma, opa, tante, enz. Wie zijn wij dan om de modernisering tegen te houden omdat oud ons zoveel charmanter lijkt dan modern?
Maar er is ook de andere kant van de medaille: deze hutongs zijn ongeveer 700 jaar oud. Hele generaties zijn er opgegroeid, en leven op een ritme dat de grootstad vreemd is. Groenten worden er op straat gewassen en schoongemaakt; vrouwen zitten er te keuvelen of te kaarten, mannen spelen er Chinees dammen; er wordt gerookt, gepraat, gelachen, geroddeld en gemoeid. De kinderen lopen er overal tussen; het lover van de bomen hangt zwaar over de typisch grijze gevels met de mooie rode deuren, er zijn vaak weinig auto’s maar wel veel fietsen, het ruikt er naar eten, en het is geen geschiedenis, geen oude stam die van niet beter weet, maar het zijn mensen die leven zoals ze altijd geleefd hebben, zoals het past bij wie ze zijn; het is een grote realiteit van Beijing. En wanneer de sloop dreigt, zijn er steeds meer inwoners die zich verzetten (soms met resultaat, meestal niet). Kijkt u maar even mee.





Veel vrienden en familie zijn ook nieuwsgierig hoe dat gaat als je de taal niet kent en het schrift niet kan lezen. Simpel: met gebarentaal. Je moet ten allen tijde jezelf belachelijk durven maken en zo inventief mogelijk zijn. Vliegtuigen en metro kan je uitbeelden, restaurant en toilet eveneens, de weg vragen doe je met een kaart waarop alles zowel in Chinese karakters als in Latijns schrift staat, en voor cijfers gebruiken ze ook de Arabische. Afdingen (standaard op alle markten) doe je met een rekenmachine waar je om de beurt iets op intikt, terwijl je zichtbaar zucht of in de lach schiet als de gevraagde prijs te hoog is. Vooral lachen helpt; je krijgt werkelijk alles gedaan als je erin slaagt het grappig te maken: afpingelen, opdringerige verkopers ontwijken, fotozieke chinezen ontlopen: doe het zo onnozel mogelijk, en ze laten je meteen met rust, met een schouderklopje van bewondering erbij. Idem op restaurant. Het is de gewoonte dat je aan de kassa gaat vertellen wat je wil eten, en betaalt. Daarna wordt het aan je tafeltje gebracht. Wanneer er geen foto’s op de kaart staan, begonnen we gewoon rond te lopen in het restaurant (kies altijd een restaurant waar veel mensen zitten), overhaalden de kassier om mee te komen, en deden mensen stoppen met eten om aan de kassier te tonen welke kommen we aantrekkelijk vonden en wat wij dus ook wilden eten. Eerst keken de andere gasten ons altijd erg verstoord aan, maar eens ze het doorhadden, schoten ze al gauw in een lach en werden de duimen opgestoken voor onze vindingrijkheid.


Er zijn nog de duizenden kleine dingen. De biologische boomgaard-moestuin-restaurant die we bezochten, de waterkalligrafie, het eeuwige ‘can I take pictule of you?’, de gigantische correctheid van taxichauffeurs, de vogels in een kooitje die net als een hond zoveel mogelijk worden uitgelaten en waarmee oude mannen naar het park trekken om ze even aan een boompje te hangen, de lotusvijvers, de sfeer, de geur, de hitte, het stof, het alles…





Verder is China altijd alles van twee kanten: er is oud en nieuw, om te beginnen. Fietskarren staan naast Bentley’s; resten hutong rusten in de schaduw van wolkenkrabbers. Er is geen bedelarij, maar de kloof tussen rijk en arm is enorm. Het eten is buitengewoon lekker, maar het komt uit smerige keukens. Borsten en schouders worden goed bedenkt, maar benen zijn bloot tot aan de onderbroek. Er is communisme, maar kapitalisme wordt gestimuleerd. Er zijn nergens zoveel mensen op internet als in China, maar de helft is gecensureerd. Enz.
Het enige echt erge in China is de smog. Die is werkelijk verschrikkelijk. Op smogdagen kan je maar enkele meters voor je uit kijken. Je ademt kort en moeilijk. Je hebt hoofdpijn en bent korzelig. Je bent moe, je wil nergens heen, je voelt je raar. We hadden maar 5 dagen smog in 3 weken, een enorme uitzondering tijdens de zomer, en daar mogen we zeer dankbaar om zijn.
Verre reizen met kinderen? In dit geval toch zeker een fantastische ervaring. In de eerste plaats zijn kinderen een enorme magneet, zeker in China, zeker als ze blond zijn, zeker als ze met 3 zijn, zeker als er eentje krullen heeft, zeker als er een tweeling bij is. Ik weet niet hoeveel keer per dag de kinderen gevraagd werden te poseren, of hoe vaak we zonder elkaars taal te spreken wisten dat ze naar de kinderen vroegen, we alle leeftijden en tweelingschap uitgelegd kregen, en hoe de serveesters giechelend rond onze tafel stonden om zo dicht mogelijk bij de kinderen te kunnen komen. Onze kinderen verbaasden ons ook enorm met hun interesse en het gemak waarmee ze een andere cultuur aanvaarden en interessant vonden. En we leerden bij. We wisten bijvoorbeeld al dat onze oudste zoon een neus voor geschiedenis en culturen heeft, maar we leerden nu ook hoe gemakkelijk hij talen oppikt en hoe zelfstandig hij al is (‘No photo, thank you very much’ ging vrij snel :-)). We wisten al dat onze dochter doorheen haar periodieke mopperbuien een enorme volhouder is, maar we leerden nu ook hoeveel humor ze heeft (zelfs bij het zien van toiletten-zonder-iets-doorgespoeld). En van de kleinste zoon wisten we al dat hij niet bepaald taalachterstand heeft, maar we leerden ook dat hij uren kan stappen en na een maand China praat hij ons nu compleet onder tafel. Ze willen allemaal wel best opnieuw naar een heel ver land (maar niet verder dan China, vraagt de oudste zoon :-)), zolang we af en toe een zwembad weten te vinden. Dat kunnen we wel regelen, denk ik 🙂
Read Full Post »