(lees eventueel eerst het voorgaande deel)
Mijn omgeving hielp niet. Tegen wie ik ook zei: ‘De borders gaan eruit’, telkens weer kwam de tegenreactie: ‘Je bloemen?! Nee, dat ga je toch niet doen?’
Steenbokjes hebben echter een sterke wil. En hoe hard het vooruitzicht ook was: ik wist dat het de enige manier was om meer tijd te hebben voor kinderen, familie, vrienden, manlief (god weet: misschien zelfs voor mezelf! 🙂 ).
Op een blauwe maandag vertrok ik in de vroege ochtend naar mijn werk, terwijl meneer onderdeappelboom en schoonpapa hun gereedschap slepen voor de ingrijpende operatie. ‘Je ben het zeker hé?’, vroeg meneer onderdeappelboom bezorgd. ‘Het moet,’ knikte ik.
Die avond, een mooie herfstdag met roodgeel avondlicht en nog wat zomerwarmte die als nevels tussen de bladverliezende takken blijft hangen, zag de tuin er anders uit. (foto vanop een andere dag, weliswaar…)
‘Het ging beter dan verwacht’, zei meneer onderdeappelboom. ‘Ik heb in één keer zelfs al je kasseien kunnen uithalen’, zei schoonpapa. ‘En alles is ook al in het containerpark,’ vulde meneer onderdeappelboom aan. Want hoe ecologisch ik ook wil zijn: mijn verstand is soms zwakker dan mijn hart. Hoewel ik wist dat het fout was, kon ik de gedachte niet aan dat mijn planten elders zouden staan. En in een andere tuin de tuinier gelukkig zouden maken terwijl ik het zonder dat geluk moest doen. Naar het containerpark, was de boodschap dus. Alleen enkele bijzondere planten (de roos uit de tuin van grootvader, de phlomis van Ben-uit-de-commentaren, de margrieten van grootmoeder, enz.) waren vooraf al uit de borders gehaald en zou ik gebruiken om ook in het binnentuintje wat herstel te plegen na overwoekering door anemonen, mos en kruipende boterbloem. Daarmee was alles dus klaar voor het inzaaien van een piekfijn gazonnetje. Want al zien de stroken aarde eruit als het begin, het zou vooral het einde zijn. Van werk. En bloemen. We dronken er een glaasje wijn op. Hèhè, nooit meer in de borders wieden ten koste van de kinderen! Ik keek zo blij als ik kon…
De volgende dag, na het werk, liet meneer onderdeappelboom weten dat hij even weg was. Niet lang. Een half uurtje ofzo.
Bij terugkomst bleek hij met de remorque vertrokken te zijn. En bij thuiskomst nam hij de kruiwagen, reed er een keer of drie mee naar de kar, en haalde daar allerlei wortelkluiten uit die hij in het gras naast de vroegere borders zette. ‘Zo,’ zei hij, ‘dat is wat ik in het containerpark nog terugvond en dacht te herkennen.’
‘Maar wat doe je nu?!’Â riep ik.
‘Ik zie het toch aan je ogen’, hoofdschudde meneer onderdeappelboom. ‘Jij kan dat niet, zonder bloemen. Zorg maar dat je er tegen de lente een plek voor hebt.’ En na een pauze. ‘En ik mis die borders ook.’
De hele winter lang bleven de wortelkluiten op het gazon liggen. Ik keek ernaar in een voortdurende ja-nee-discussie met mezelf. ‘O joepie, weer bloemen’. ‘Nee, geen bloemen, daar heb je geen tijd voor. ‘Maar gewoon een klein perkje dan.’ ‘Je kent jezelf, jij kan dat niet: kleine perkjes.’ ‘Ik moet toch ook aan de bijen denken.’ ‘Die bijen zijn maar een excuus, dat besef je toch ook?’.
‘Wat ga je met die grond doen, nu?’, vroeg de mama van het buurmeisje op een winterdag (aanpalende tuinen, met wederzijdse instemming zonder haag, waardoor onze praatjes zowat altijd over elkaars tuinen gaan :- ).
‘Ik twijfel,’ zei ik. ‘Ik wou er gras op zetten. Maar als ik één iets geleerd heb, is dat je gras nooit meer weg krijgt. En er zijn dingen die misschien toch leuker zijn voor de kinderen dan gras.’
‘Leg er gewoon plastic op,’ zei de mama van het buurmeisje. ‘Een leven verandert zo snel. Misschien heb je binnen een paar jaar wel weer tijd voor bloemen.’
Kijk, dat had ze nu niet moeten zeggen 🙂 Alleen: plastic is natuurlijk niet zo mooi. Houtschors dan misschien? Wacht, als ik daar voor de kinderen nu eens boomstammetjes zou op plaatsen? Of iets met water? Waar was pinterest nu ook al weer. Ha: speelnatuur, levert leuke ideetjes op!
Maar goed, ook daarvoor ontbrak natuurlijk de tijd. En wat was het nu, dat ik wilde van het leven? Waarom werd ik zo enthousiast van tuinplannen en zo moe van mijn (weliswaar mooie) job? Eén en ander evolueerde tot een doktersbezoekje en een week voorgeschreven rust. ‘Gho, zei de dokter, ‘je zou eens moeten weten hoeveel mensen het leven maar aankunnen omdat wij ze regelmatig eens twee weken thuis geven.’ Zo erg was het gelukkig niet gesteld, maar het zette aan tot denken… En dat ik in die thuisperiode, zelfs toen het nog slecht weer was, onafgebroken buiten was, bankjes timmerde, houtschors zocht, ja zelfs weer greppels groef en zowat alle kasseien terugplaatste (nogmaals sorry, lieve schoonpapa), wat betekende dat?
Die vraag was na een week nog niet beantwoord. Maar de planten op het gazon? Die hadden elk een nieuwe plek: naast het bankje, in de binnentuin, en voor een strook met boomstronkjes. Meneer onderdeappeboom had het talent gehad om er net mijn lievelingsplanten terug uit te halen: twee pioenen, een cultivar van fluitekruid in roze tinten,… En ook twee hortensia’s: die zijn dan wel helemaal mijn lievelingsplanten niet (integendeel) maar ze pasten wel perfect bij mijn plan om tussen de bloemen meer bloeiende struiken te hebben, waarachter het boomstronkjes-parcours langzaam verborgen kan raken.
En nu ik toch bezig was: ook wat oude tegels en een bankje kregen een nieuwe plaats. Niets werd vastgezet, gecementeerd of gebetonneerd. Het leven is veranderlijk, dat heb ik van de mama van het buurmeisje wel geleerd :-). Ondertussen zijn de planten gegroeid en is één en ander zich mooier aan het zetten. De guldenroede verpest nog steeds alles, maar die krijgen we er ooit wel uit. En wat de toekomst ook brengt: het is in geen tijd terug aan te passen. Hoewel: behalve die kasseien dan misschien 😉
(Speciaal aan al de ambachtelijk begaafde mannen (hopelijk ook vrouwen, maar die reageren dan nooit 🙂 ) die hier meelezen: ik weet dat deze kasseien krom liggen; dat komt nog goed; een week is ook niet eindeloos en de werkende mens moet keuzes maken 🙂 )