Ecobloggers en ecobloglezers hier en elders houden van bijen. We informeren elkaar als er gratis zaden ‘bijenmengsels’ te krijgen zijn, leren via VELT dat aarde-bijen rustig mogen blijven zitten waar ze zitten, en stimuleren elkaar al dan niet expliciet om vooral enkelvoudig bloeiende bloemen in onze tuinen te planten, waar bijen als het ware een snelweg richting nectar of stuifmeel krijgen. Met uitzondering van enkele dubbelbloemige pioenen hoor ik in het rijtje thuis. Maar eigenlijk… weet ik van bijen weinig meer dan dat ze belangrijk zijn. Voor bestuiving. Voor vruchten dus. En honing ook. De bijen als verhaal echter, gingen tot nog toe grotendeels aan mij voorbij.
Vandaag weet ik er nog maar weinig meer van, maar een facebookpost van Wouter Deprez intrigeerde me: een zwerm bijen was gesignaleerd op de Wiedauwkaai in Gent. Diezelfde ochtend was ik nog langs die kaai gereden, op zoek naar wat achteraf bekeken een obscure opkoper van slechte wagens bleek, maar vooraf de aantrekkingskracht van een kleine zelfstandige met mooie tweedehandswagentjes had, die bovendien nog eens in mijn toekomstig budget paste ook (waarover later meer). Een kanaalregio. Dicht gepleisterd met beton. En ergens op de stoep: een zwerm. Want dat blijken bijen te doen: zwermen.
Toen ik die middag het geluk had om bij smakelijke aardappeltjes in een Gentse autovrije staart een recente commentator op deze blog nog eens te mogen ontmoeten, kon ik eindelijk met een gerichte vraag informeren naar die andere kennis van hem: het houden van bijen. En aldus, zo vroeg ik tussen hap twee en drie door: zwermen bijen eigenlijk altijd? En ook (helemaal mismeesterd door ontelbaar veel uren wiskunde in het secundair): als uit elke kast een zwerm vertrekt, dan verdubbelt het bijenbestand toch elk jaar opnieuw?
Het blijkt in werkelijkheid – uiteraard – zo simpel nog niet. ‘Kijk, ‘ zei de vriend. ‘Bijenliefhebbers en natuurvrienden zijn allemaal erg bezig met het voorjaar en de zomer: we zorgen ervoor dat onze tuinen dan vol bijvriendelijke planten staan. Belangrijk, want daar komt voedsel en nectar uit. Maar wat een imker eigenlijk ook wil, is zijn bijenvolkje op een goede manier door de winter leiden. Dat zijn de harde tijden. Daarvoor hebben de bijen extra voedsel nodig. Bijna belangrijker dan voorjaar en zomer, is dus de herfst. En eigenlijk zou iedereen verplicht moeten worden om minstens één aster te planten.’
En die zwermen dan?
Zoals ik het begrepen heb en met veel minder talent in vereenvoudigde woorden kan verder vertellen: elke bijenkast heeft een koningin en haar werksters. Maar in het voorjaar kan het voorkomen dat een koningin met een groot deel van haar werksters de kast verlaat en een nieuw onderkomen gaat zoeken. Dit wordt niet zelden als ‘een natuurlijk fenomeen’ onder de bijen beschouwd. In de periode voorafgaand aan het uitzwermen kan je al zien dat de werksters enkele eitjes van extra voedsel hebben voorzien. Daar hangen als het ware staartjes aan de eitjes. Dit zijn bijenkinderen die potentieel tot nieuwe koningin kunnen uitgroeien, mocht de huidige de kast verlaten. Maar, zo zei mijn imker-tafelgenoot, onder het mom van ‘natuurlijk’ worden niet altijd de beste dingen gedaan. Want als we louter kijken naar gedrag, dan zijn niet alle bijenvolkeren dezelfde. Ze hebben, net als honden, of kippen, of enig ander dierenras, evengoed een karakter. Een groot deel van de imkers streeft ernaar Het Oude Belgische Bijenras te kweken. Dit zou een zwartbruine, Oorspronkelijke Bij van onze Lage Landen zijn. Volgens mijn tafelgenoot bestaat deze bij niet meer, wat sommige imkerordes ook mogen beweren, maar zijn er wel rassen die er soortgelijk uitzien. Maar bovendien, en sterker nog, is het volgens mijn tafelgenoot misschien ook niet helemaal slim om enkel een oud ras te willen, zonder op het karakter te letten. Het hangt nogal van de imker en zijn ‘orde’ af. De imkerorde van mijn tafelgenoot bijvoorbeeld (en ook hijzelf in persoon) kijkt vooral naar het karakter van het bijenvolk. Bijvoorbeeld: bijen die er allemaal verschillend uitzien, maar wel weinig steken, weinig zwermen en bovenal weinig aanvallen. Bijen, met andere woorden, die gemakkelijk in tuinen met kindertjes kunnen worden gehouden.
En daar komt het zwermen terug: Zo’n volk dat helemaal van nergens komt, of een bestaand volk dat deels vertrekt en een baby-koningetje achterlaat dat een nieuw volk moet stichten: wat is dit voor volk? Misschien fantastisch, maar misschien ook niet? Misschien is het een volk ontstaan uit de bevruchting van een heel agressieve dar? En willen we die in onze tuin?
Daarom proberen veel imkers het zwermen te vermijden. Ze verwijderen de eitjes-met-een-staartje of geven de bijen extra veel werk zodat ze niet te veel vermeerderen en zwermneigingen krijgen (dat kan bijvoorbeeld door hun honingraten vaak te verwijderen en lege in de plaats te zetten) . Wanneer in de lente een nieuw volk ontstaat, zijn ze er gerust op dat dit volk de karaktereigenschappen van de huidige koningin verder draagt. En ze hopen op veel bloemen in de herfst, voor extra honing en een vermoeiend najaar, om zwermen tegen te gaan.
Of ik het allemaal juist navertel, valt zwaar te betwijfelen. Wat beklijft is dit: dat bijen houden voor de natuur een totaalproject is, met kantjes die nauw aansluiten bij alle voor-en-tegens van een ecologische tuin. Dat bijen karakter hebben en rassen vertegenwoordigen. Dat ook bijen moeten vechten tegen modes of nostalgie. En dat bijen houden vol verhalen zit, die je ongewild mee binnen sleuren in de kast. Dat ik eindelijk begrijp wat imker-zijn zo aantrekkelijk maakt.
Wat ik ook onthouden heb: dat bloemen in het najaar en de nazomer minstens zo belangrijk zijn. Asters heb ik al, maar het kan altijd beter. Daarom heb ik mijn border (jawel, hier komt de border eindelijk terug!) opnieuw ingericht volgens de instructies van deze imker:
- Houd de grond vrij tot 15 mei door minstens wekelijks te schoffelen
- Laat je niet verleiden door andere bloggers die al veel vroeger hun bloemenakkers inzaaien.
- Zaai op 15 mei (ten vroegste op 10 mei) een bijenmengel (op zich zijn alle mengsels goed, zolang er geen gras in vermengd zit. Ideaal is een Tübinger-mengel (zie google)
- Enkele dagen later zie je de eerste zaden al opkomen.
- Wees geduldig: wachten tot 15 mei is al lang, en dan duurt het opnieuw nog vele weken voor de bloemen eindelijk bloeien.
- Laat alles staan tot in de vroege lente. Maak de grond dan schoon en begin opnieuw met schoffelen tot 15 mei.
Voor het gehele bovenstaande stuk ben ik uiteraard onverdeeld schatplichtig aan mijn tafelgenoot. Ik heb hem deze ruimte aangeboden als gastblog, maar de nochtans met zeer goede pen begenadigde imker in kwestie beweerde geen tijd te hebben (terwijl hij toch maar twintig uur per dag werkt en zeker aan vier uur slaap per nacht komt, dus zeg nu zelf, wat een excuus is dat… 🙂 )
Ik ben hem verder oneindig dankbaar en zal alle fouten in bovenstaand stuk zonder tegenpruttelen aanpassen. En al heeft hij er niet mee ingestemd: zo hebben we na lange tijd eindelijk nog eens min of meer samen iets geschreven 😉 😉