Eén van de fijnste neveneffecten van een thuiskantoor is – in het geval van het huis onderdeappelboom dan toch – dat ik nu dagelijks de tuin zie. Bij daglicht. En in alle seizoenen.
Op de mezzanine boven de keuken is een schrijfkamertje geïmproviseerd, maar omdat het kouder wordt nu zit ik meestal gewoon met laptop en papieren aan de keukentafel, dichtbij de radiator, met uitzicht op de tuin (en heb dan nog koud, koukleum die ik ben).
Schrijfwerk brengt met zich mee dat je uren na elkaar quasi roerloos aan een tafel zit. Geen enkel dier in de tuin beseft dat ik er ben. En nu de herfst overtuigend is ingezet, zijn het vooral de vogels die het uitzicht domineren. Jarenlang heb ik gedacht dat ik de tuin niet goed genoeg had aangeplant voor vogels. ‘Achteraan in de tuin zijn gewoon meer bomen’, zei ik dan, licht overtuigd en licht overtuigend. Heel wat vogels komen inderdaad nauwelijks uit de populieren, eiken en beuken achteraan de tuin. Maar stiekem had ik toch veel meer vogels vooraan in de tuin verwacht.
Nu blijkt hier, vlakbij het huis, uiteindelijk toch heel wat vleugelachtig leven te zijn. Nadat ik eergisteren de groene specht opnieuw onder en in de sierappel zag zitten, besloot ik vandaag te werken met mijn fototoestel naast de laptop (dat besloot ik eigenlijk gisteren al, maar toen bleek de batterij plat…). Voor geen enkele van deze foto’s ben ik rechtgestaan van de stoel waarop ik zit.
Het spektakel begint om 8u ’s morgens al, als man en kinderen de oprit afrijden naar werk en school. Dan strijkt de eerste merel neer, blijft roerloos in de ochtendmist zitten op zijn tak, en kijkt naar het zuidwesten, waar ook wij altijd het dal inkijken om te zien welk weer eraan komt.
Tijdens het eerstvolgende uur zijn de merels koning. In onze tuin geen spoor van de vernielzucht van de ziekte die de merels tegenwoordig zo vaak treft. Met vier tot zes tegelijk strijken ze neer in de toppen van het sierappelboompje en eten hun buik vol met de rode appeltjes. De vaak van binnenuit opgegeten en platgeknepen restanten van de appeltjes worden op de grond gekeild waar de groene specht eergisteren dus even kwam proeven (en waar wellicht ook vinken nog wat lekkers vinden, maar die kan ik niet zien vanop mijn stoel).
Als de merels voldoende hebben gegeten, komen ze dichter naar me toegevlogen. Het lijkt alsof de voormalige bosvogels steeds minder schuw worden. Zelfs als ik overduidelijk beweeg, vliegen ze niet weg. Naast het keukenraam, in het binnentuintje, scharrelen ze vooral rond op de grond waar ze onder de afgevallen bladeren naar eten zoeken. Soms zie ik de merels niet eens, maar hoor ik blaadjes ritselen en zie ik hoe vanop de bodem telkens weer takken en bladeren de lucht worden ingegooid en hoe daar dan een merel onder loopt te zoeken. Na deze strooptocht verzamelen ze vaak nog even op het terrasje aan de achterdeur, soms in vrede, soms met argwaan ten opzichte van elkaar, en soms ook weer opgejaagd door een brutale ekster die bijna elke dag komt kijken of er nog wat kattenvoer voor haar is overgebleven en dan uit baldadigheid maar wat andere vogels schrik aanjaagt. Jeugdbendes, het is me wat.
De rest van de dag blijven de merels komen, maar niet meer met zoveel tegelijk.
De meesjes komen pas tegen tienen afgezakt. Eerst naar de mezenbolletjes en ander versgekocht lekkers dat we voor hen aan de voederplank of in de boom hangen. Ze komen van zowel links als rechts aangevlogen. Vanuit de linde nemen ze een rechtstreekse duikvlucht naar het appelboompje, als ze vanuit de haag komen doen ze het met tussenstops in de frêle magnolia en tussen de zaadknoppen van de potentila’s. Als ze van rechts komen, dan is het via de druivelaar en de blauweregen.
Minstens zo populair als het vogelvoer is ons binnentuintje. Ik zou gemakkelijk honderd perfecte close-ups kunnen nemen van de talrijke mezen die in de rozenstruiken komen hangen en zitten. Ze eten er niet alleen de rozenbottels, maar pikken ook driftig in (en aan de onderkant van) de bladeren. Soms zitten ze alleen maar op de uitkijk. Roepen naar elkaar. En maken dan terug een duikvlucht naar de appelboom.
Minstens eentje komt er minutenlang tikken tegen het raam. Ik laat me vertellen dat dit is omdat ze zichzelf zien en contact willen maken met dat ‘ander’ vogeltje. Het is leuk voor mij, maar wellicht stresserend voor het beestje. Ook zijn de voorbije weken (en de jaren daarvoor nooit) al enkele vogels tegen het raam gevlogen. Een meesje en een mus hebben we kunnen redden, maar voor de lijster kwam onze hulp te laat. Ik heb zelf al even gecheckt van buitenuit hoe het raam eruitziet, maar ik vind de tafel in het keukenlicht goed zichtbaar. Voor een vogel is dat dan blijkbaar anders. Of is het omdat de tuin meer volgroeid is? Ze lijkt steeds meer natuur die er altijd al is geweest dan een aangeplante tuin. Maakt dat het zo verwarrend voor de vogels?
Na de middag zie ik de mezen niet meer, maar hoor ik ze wel. Dan scharrelen ze langs de onderste rij pannen en pikken luidruchtig in de goot. Af en toe valt een stukje mos naar beneden dat door een andere vogel wordt opgepikt.
Er zijn ook mussen, maar die blijven vaker bij de haag en lieten zich nog niet fotograferen. Het roodborstje dat we enkele weken geleden uit de klauwen van de poes redden (ja, het hoort tot de natuur van een poes, maar dan moet ze dat niet voor onze ogen doen) en op sterven na dood onder een dekentje van vrouwenmantel op de veilige voedertafel achterlieten na z’n bekje in water te hebben gedompeld, is herrezen en komt af en toe even groeten. De kinderen wanen zich de redders van de mensheid en het klimaatbeleid telkens wanneer het beestje zich weer zo evident in leven toont.
De spreeuwen kramsvogels zijn gelukkig ook nog niet allemaal doodgeschoten (ze hebben nochtans flink geprobeerd, de jagers hier in de buurt…) maar blijken minder van sierappels dan van populieren te houden. Toch kwamen ze twee keer langs om daarna met een zijwaartse vlucht terug te verdwijnen. Ik vind het telkens weer wonderbaarlijk hoe weinig zichtbaar ze zijn, zelfs als ik ze heb zien landen in de boom.
Stoelen zijn minstens zo populair als sierappels. Tip: plant niet alleen bomen, maar ook winterharde stoelen in de buurt van een voederplank. Ik kon maar één schoonheid verschalken voor een foto, maar er gaan onafgebroken vogels op zitten om de omgeving te verkennen.
Ik heb voor geen enkele van deze foto’s zitten wachten of extra voer gehangen. Het is geen collage van meerdere dagen, maar het zijn willekeurige foto’s van één voormiddag. Ik tik mijn tekst, kijk even op, en fotografeer zonder poespas, door het raam. En altijd is er minstens één vogel te zien. Soms twintig tegelijk. Mussen, mezen, kepen, vinken, merels, duiven, spreeuwen, roodborstje, winterkoninkje,.. Wat een feest.
Ik besef dat ik er weinig van weet. Ik weet niet of ze echt een uurschema aanhouden of dat alleen maar zo lijkt. Ik weet niet of de honderd mezen die ik dagelijks zie ook honderd verschillende mezen zijn, of eigenlijk tien dezelfde die telkens terugkeren. Ik weet niet waarom een vink geen voedsel uit een boom of voederplank kan eten en of de mezen insecten zoeken op de onderkant van bladeren. Ik weet wel dat ik een gelukzak ben dat ik op deze manier kan werken.
O ja, ik zorgde ook voor een grote kom vers water op het terras, voor drank en bad van de vogels. Maar daar komen ze voorlopig even niet, denk ik…