Zoals ik nu golven van pret over je buikje blaas en je beentjes laat tollen naast je hoofd. Denk je dan: dit is mijn moeder? Denk jij: dit hoofd, die kraaltjes die ik nooit te pakken krijg en die mond die me haast uit mijn lijfje schudt van plezier. Denk je dan: dit is mijn moeder?
Of als je diep verzinkt in de oksel van je vader, de handjes knus bijeen op je buik, je neusje priemend naar zijn neus. Denk je dan: dit is nu mijn vader, die warme holte voor mijn rug, met kussens van ledematen rondomrond? En hoe hij de lucht rond je oren kan doen trillen als hij zacht ‘mijn suuske’ zegt. Denk jij dan: dat is mijn vader? Hier blijf ik liggen als een kat in de zon?
Je zus: een hoofd met speldjes en frutsels dat zich telkens weer onder je armpjes schurkt. Hoe ze je handjes dan los woelt uit hun greep en er eentje tegen haar wang duwt om verrukt te kunnen roepen: ‘Kijk, hij streelt me zo lief!’ . Of je broer: die golf van branie die plots naast je opdoemt. Die voorwerpen uit hun ban van zwaartekracht haalt en die we soms even bij je moeten weghalen om te vermijden dat je vastloopt in je lach. Denk je dan: dat is mijn broer! Dat is mijn zus!
Of hoe moet het zijn als je woordeloos doorheen de dagen gaat? Als je je handjes soms eens werkloos naast je in je bedje ziet, en ze dan weer in de handen van een oma ziet verdwijnen die van handje-klap wil doen. Of als je op je poep zit, en dan plots de hoogte in gegooid wordt, van zetel naar bed of van moederlijf naar vaderlijf verhuist. Denk je dan: daar gaat mijn hoofd, daar gaan mijn voeten, straks barsten mijn botten van vreugde en is de kriebel in mijn buik al wat rest?
Daarom deinen we mee op het ritme van je weelderige lijfje. Duwen we neuzen in de plooien van je huid en laten onze lippen trillen in de warmte van je hals. We zingen van ‘klein bubbelke, klein bubbelke, klein broekventje van mie’ tot niemand nog aan ademen denkt en we gierend halt moeten houden. Zo laten we ons leiden door je schaterlach. En je moeder, zot van woorden, vlijt zich behaaglijk in jouw vacuüm van taal, en komt geen woord te kort.