In onze tuin is niet alleen veel gedagdroomd, maar ook al hard gewerkt. Aan de vijver bijvoorbeeld. Bij aankoop van ons huisje waren we gezegend met twee diepe kuilen, waarvan de ene 5 meter diep was (en zo’n 10 op 20 meter groot) en vol stond met bramen, half opgeschoten populieren, en twee zieke meidoorns die helaas zijn moeten sneuvelen. Deze kuil is min of meer gedempt en moet in de toekomst bloemenweide worden. De andere kuil bevatte behalve modder en bladeren ook wat water, kikkers, salamanders en een hysterische gans. De gans is naar andere oorden verwezen, omdat ze de straat in het algemeen en ons in het bijzonder terroriseerde. Het water daarentegen heeft alle mogelijke kansen gekregen om uit te groeien tot een heuse poel, tot meerdere eer en glorie van het amfibieënrijk.
Over een ideale vijver valt veel te schrijven, en ik heb dat weer eens prachtig in paint-shop geillustreerd (niet dus, maar ik heb geen tijd om het fatsoenlijker te doen).

Eén algemene regel voor een goede poel: grilligheid. Een grillige oeverlijn, grillige overgangen van meer naar minder diep in het water en grilligheid (diversiteit) in de beplanting zowel in als buiten het water.
HET WATER
– De ideale vijver zou tussen de 50 à 250m2 groot moeten zijn. Maar laat het duidelijk zijn dat dit een oppervlakte is die een maximale diversiteit van dieren op het oog heeft. Ik heb al vijvertjes van 1 vierkante meter gezien waar ook jaarlijks een kikker naar toe kwam, en alle beetjes helpen natuurlijk (om van het plezier nog maar te zwijgen).
– De ideale diepte is 1,5 à 2 meter, maar dat is dan wel de diepte voor het allerlaagste punt. Het is erg belangrijk om traag aflopende oevers te hebben, omdat het water daar sneller opwarmt en de eitjes er dus beter kunnen ontwikkelen. Amfibieën leven tussen land en water, dus die zijn ook niet gebaat met een plotse plons in de Grote Diepte. Voorzie dus eerst een ploeterbadje, dan een Kleine Diepte, en dan pas de grote. Onze vijver is één keer uitgebaggerd om min of meer de juiste diepte te hebben. Ondertussen is de hoeveelheid water toegenomen waardoor we nu ook die traag aflopende oevers hebben.
– Het waterpeil: dat schommelt natuurlijk, maar het is zaaks een minimum te garanderen. Na een verrassende avonturentocht langsheen kapotte gewelfjes en stenen buizen in onze tuin hebben we uiteindelijk 3 natuurlijke bronnen en de overloop van twee regenwaterputten naar onze vijver kunnen leiden. Zelfs zo zakt het peil in de zomer nog, maar het verdwijnt tenminste niet. Bijkomend voordeel van dat permanent stromende water: het bevriest nooit helemaal in de winter, en daar zijn bepaalde kikkersoorten erg blij om. (welke soorten en dergelijke, dat laat ik aan de biologen over om uit te leggen)
DE OEVER
– Een grillige oever is het best. Op de illustratie staat de vorm van onze vijver, maar dat is eigenlijk nog te rond. Ik hoop er met planten hier en daar nog een knauw te kunnen aan geven. De vorm van een lotusblad is geen slechte vorm voor een vijver.
– Door de combinatie van oevervorm, planten en lichtinval creëer je een heel scala aan biotoopjes, kweekplekjes, paarzones en schuiloorden. Voor elke diersoort wat wils dus. Er wordt aangeraden om vooral aan de noordwestelijke zone een goede hellingsgraad te hebben. Door de natuurlijke glooiing van ons terrein is dat min of meer zo, al is de hellingsgraad noordoost iets groter.
– Salamanders zouden dan weer blij zijn met een kleine ophoging van modder langs de oevers. Ik heb de indruk dat planten en begroeiing daar eigenlijk van nature voor zorgen, maar je kan het ook opzettelijk gaan toevoegen natuurlijk.
DE PLANTEN
– Planten in het water zijn mooi, en ze dienen de beestjes. Sommige kikkers zetten er hun eitjes tegen af, andere gebruiken het dan weer om op te zitten en elkaar te beloeren. De juiste planten verdringen ook algen en houden het water zuurstofrijk.
– Op de schuine hellingen moeten ook planten komen, om de aarde van de oevers vast te houden en verzanding van de vijver te voorkomen. Vergeet geen houterige heesters. Een vijver in de buurt van een haag kan goed werken.
– Verder in de omgeving is lang gras belangrijk, want daar schuilen ze graag in. Een maailand in de buurt van de vijver is dus een aanrader. (Ik heb, o wee, ooit één kikker met de grasmachine tot moes vermalen…)
– Op het plannetje heb ik ook ‘de actieradius’ van sommige amfibieën genoteerd. Daar weet ik zelf niets van, dat leer ik uit ‘de boekskes’. Maar als je ziet hoever sommige dieren zich maar wagen, dan besef je beter hoezeer ze afhankelijk zijn van de planten in de directe omgeving van de vijver.
Rest mij nu nog de juiste planten te kopen, en daar is nog grote besluiteloosheid aanwezig. Maar ik heb nog wat tijd. Eigenlijk wou ik van die zuurstofplantjes kopen tegen het kroos, maar de laatste maanden zie ik maar heel weinig kroos meer op de vijver. Doodgevrozen, dachten we, maar ik lees dat kroos winterhard is? In de plaats van dat kroos zie ik wel een ander plantje (naast het gras dan), dat ik niet ken. Iemand die het wel weet?

Read Full Post »